Waaraan herken je een sonnett? - Het is een gedicht dat uit veertien regels bestaat. Meestal twee maal vier regels en twee maal drie regels
Wat maakte het sonnet destijds zo geliefd? - Het was heel geschikt om een onderwerp argumenterend te behandelen en samenvattend af te sluiten.
Waarom werd een begrip als 'carpe diem' zo belangrijk gevonden? - Door de Dertigjarige Oorlog en de alomtegenwoordige pest stond de mens in die tijd regelmatig oog in oog met de dood. Carpe diem betekent 'pluk de dag' en is feitelijk een oproep om te genieten zolang het nog kan, want het leven kon elk moment voorbij zijn.
1 Das Gedicht besteht aus zwei Vierzeilern (Quartetten) und zwei Dreizeilern (Terzetten). Es stehen sich Widersprüche (These und Antithese) gegenüber (Verse 2, 3, 5, 6, 8). In den Terzetten wird das Ergebnis der inhaltlichen Überlegungen der beiden Quartette zu einer allgemeinen Aussage zusammengefasst (Synthese). Quartette und die Terzette bilden inhaltlich jeweils eine Einheit:
Quartette:
In Vers 1 wird eine These aufgestellt, mit der gleichen Aussage, die der Titel des Sonetts enthält: ‘Du siehst, wohin du siehst, nur Eitelkeit auf Erden.’ Die übrigen sieben Verse der beiden Quartette enthalten eine Aneinanderreihung von Einzelbeobachtungen, die diese These bestätigen. (Alles irdische Tun ist vergeblich und vergänglich: Bauwerke werden zu Ruinen, Städte werden vergehen.) Die meisten dieser Verse sind antithetisch aufgebaut. (Verse 2, 3, 5, 6, 8). Sie enthalten teilweise zwei oder sogar drei Gegensatzpaare. Zum Beispiel: ‘Was dieser heute baut, reißt jener morgen ein’ (Zeile 2)
Terzette:
In den Terzetten wird dann als Ergebnis der Überlegungen die rhetorische Frage gestellt, ob / wie der Mensch in seiner Vergänglichkeit denn überhaupt Bestand haben könne.
Die Antwort darauf wird im letzten Vers gegeben: Der Mensch müsste sich dem zuwenden, ‘was ewig ist‘ (Seele, Liebe, Jenseits, Gott). Der Mensch soll also dem Irdischen entsagen. Allerdings ist der Mensch gegenwärtig noch nicht bereit dazu.
1 Het gedicht bestaat uit twee kwatrijnen (vier regels) en twee terzetten (drie regels). Er staan tegenstrijdigheden (these en antithese) tegenover elkaar (regel 2, 3, 5, 6, 8). In de terzetten wordt het resultaat van de inhoudelijke overwegingen van de beide kwatrijnen tot een algemene uitspraak samengevat (synthese). Kwatrijnen en terzetten vormen elk een eenheid.
Kwatrijnen:
In regel 1 wordt een these (stelling) geponeerd, met dezelfde uitspraak die de titel van het sonnet bevat: ‘Du siehst, wohin du siehst, nur Eitelkeit auf Erden.’ Waar je ook naar kijkt, overal op aarde is vergankelijkheid. De overige zeven regels van de beide kwatrijnen bevatten een opeenvolging van afzonderlijke observaties die deze these bevestigen. (Al het aardse handelen is vergeefs en vergankelijk: bouwwerken worden tot ruïnes, steden vergaan.) De meeste regels zijn als tegenstelling opgebouwd (regel 2, 3, 5, 6, 8). Ze bevatten deels twee of zelfs drie tegenstellingen. Bijvoorbeeld: ‘Was dieser heute baut, reißt jener morgen ein’.
Terzetten:
In de terzetten wordt dan als resultaat van de overwegingen de retorische vraag gesteld, of / hoe de mens in zijn vergankelijkheid dan kan voortbestaan, zich kan handhaven.
Het antwoord daarop wordt in de laatste regel gegeven: de mens moet zich richten tot dat wat eeuwig is (‘was ewig ist‘: de ziel, de liefde, het hiernamaals, God). De mens moet dus afstand doen van het aardse. Maar daartoe zou de mens op dit moment nog niet bereid zijn.