Quiz Nederland 1948-2008

Historische context 3: Nederland (1948-2008)
Wat weet je al?
1 / 24
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Historische context 3: Nederland (1948-2008)
Wat weet je al?

Slide 1 - Slide

Waarom start de Historische Context Nederland bij 1948?
A
Einde WO2
B
Start wederopbouw
C
Start Marshallhulp
D
Start onafhankelijkheidsoorlog in Indonesië

Slide 2 - Quiz

Waarom deed Nederland mee aan het Marshallhulpprogramma, de EGKS en de NAVO?
A
Uit angst voor de SU
B
Om nieuwe oorlogen te voorkomen
C
Omdat de neutraliteitspolitiek mislukt was
D
Om Nederland snel te laten herstellen

Slide 3 - Quiz

Waar is AOW een afkorting van?
A
Algemene Ouderdomswet
B
Algemene Ouderenwet
C
Anti-ouderenwet
D
Arbeiders Ouderdomswet

Slide 4 - Quiz

Welke minister president is begonnen met de opbouw van de verzorgingsstaat?
A
Colijn
B
Drees
C
Mussert
D
Kuyper

Slide 5 - Quiz

Soekarno was:
A
de leider van de nationalisten in Indonesie
B
een collaborateur
C
een vrijheidsstrijder
D
een Japanse generaal

Slide 6 - Quiz

Na de overgave van Japan in Azië tijdens WO2
A
neemt Nederland de macht weer over van de japanners.
B
wordt de USA de baas in Indonesie.
C
roept Soekarno op 15 augustus 1945 de Indonesische onafhankelijkheid uit.
D
kiezen de Indonesiers een keizer uit China.

Slide 7 - Quiz

Na de Indonesische onafhankelijkheid
A
vindt Nederland het allemaal wel best.
B
stuurt Nederland troepen naar Indonesie om de macht weer over te nemen.
C
biedt Nederland zijn excuses aan voor eeuwenlang misbruik van de Indonesische eilanden.
D
geeft Nederland Indonesie direct de onafhankelijkheid.

Slide 8 - Quiz

Waarom wilde de Nederlandse regering graag meewerken aan de onafhankelijkheid van Suriname?
A
Suriname kostte de schatkist teveel geld
B
Surinamers werden steeds gewelddadiger
C
Men wilde de situatie van Indonesië voorkomen
D
Suriname werd gefinancierd door communistisch China

Slide 9 - Quiz

Mensen die naar Nederland komen om te werken noemen we ...
A
Grensarbeiders
B
Gastarbeiders
C
Arbeidsmigranten
D
Arbeiders

Slide 10 - Quiz

In welk decennium kwamen veel gastarbeiders naar Nederland?
A
Jaren 1950
B
Jaren 1960
C
Jaren 1970
D
Jaren 2000

Slide 11 - Quiz

Wat is de juiste volgorde van binnenkomst in Nederland?
A
Gastarbeiders, vluchtelingen, Indonesiers, Surinamers
B
Vluchtelingen, gastarbeiders, seizoensmigranten, Surinamers
C
Indonesiers, gastarbeiders, Surinamers, vluchtelingen
D
Gastarbeiders, Surinamers, vluchtelingen, seizoensmigranten.

Slide 12 - Quiz

Na WO2 herstelde de verzuiling zich van voor de oorlog. Welke zuilen zijn er?
A
confessionelen, sociaaldemocraten en liberalen
B
katholieken, socialisten, communisten
C
socialisten, protestanten, katholieken, 'neutralen'
D
confessionelen en neutralen

Slide 13 - Quiz

Welk begrip hoort níet bij de Verzorgingsstaat?
A
liberalisering
B
uitkering
C
geleide loonpolitiek
D
sociaal-democraten

Slide 14 - Quiz

De babyboomgeneratie bestaat uit de mensen die geboren zijn
A
na WO2
B
tussen WO1 en WO2
C
vanaf 1950
D
tussen 1945 en 1948

Slide 15 - Quiz

Een speerpunt van de jongerenbewegingen vanaf de jaren '60 was
A
inspraak op het beleid
B
seks alleen tijdens het huwelijk
C
meer kernwapens om sterker te staan tegen de SU
D
Protest tegen de secularisatie

Slide 16 - Quiz

Door de Oliecrisis in Nederland (1973) ontstonden er 'autoloze zondagen'. Op deze dagen was het verboden om de auto te gebruiken.
A
Waar
B
Niet waar.

Slide 17 - Quiz

Welk begrip?
A
verzorgingsstaat
B
poldermodel
C
globalisering
D
individualisering

Slide 18 - Quiz

Wat is géén oorzaak van globalisering?
A
digitale revolutie
B
WHO
C
Secularisatie
D
NAVO

Slide 19 - Quiz

Welke (langszittende) minister-president is dit?
A
Willem Drees
B
Ruud Lubbers
C
Dries van Agt
D
Mark Rutten

Slide 20 - Quiz

Pim Fortuyn werd in 2000 vermoord vanwege zijn extreme uitspraken.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 21 - Quiz

De aanslagen op de Twin Towers in New York werden opgeëist door een terroristische organisatie. Welke was dat?
A
Islamitische Staat
B
Boko Haram
C
Al Qaida
D
De aanslagen zijn niet opgeëist.

Slide 22 - Quiz

Welke jongerencultuur bestond in de jaren '80?
A
provo's
B
gabbers
C
punkers
D
hippies

Slide 23 - Quiz

De historische Context eindigt bij 2008, waarom?
A
Terroristische aanslagen
B
Politieke crisis
C
Introductie van de euro
D
Economische crisis

Slide 24 - Quiz