What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
2M - Unit 4, Grammar & What do you remember?
GRAMMAR UNIT 3
WHAT DO YOU REMEMBER?
1 / 39
next
Slide 1:
Slide
Engels
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
This lesson contains
39 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
50 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
GRAMMAR UNIT 3
WHAT DO YOU REMEMBER?
Slide 1 - Slide
Weet je nog welke grammatica onderwerpen dit hoofdstuk al zijn behandeld?
Hint: Het zijn er 3.
Slide 2 - Mind map
4.1 Bezit: 's / ' / of
Wat weet je nog over de bezitsvorm?
Slide 3 - Open question
4.1 Bezit: 's / ' / of
Wanneer gebruik je 's ?
A
Bij een ding, plaats of land.
B
Bij een mens of dier.
C
Bij een mens of dier, eindigende op een -s.
Slide 4 - Quiz
4.1 Bezit: 's / ' / of
Welke zin is correct?
A
Madonna is at number one on this week's charts.
B
Madonna is at number one on the charts of this week.
Slide 5 - Quiz
Bezit: 's / ' / of
Wanneer iets van een
persoon
of
dier
of
tijd
is, gebruik je
's
De boeken van
Mike
- Mike
's
books
Wanneer iets van een
persoon
of
dier
of
tijd
is en dit al eindigt op een
-s
, gebruik je alleen een
'
De boeken van
Thomas
- Thomas
'
books
Slide 6 - Slide
4.1 Bezit: 's / ' / of
Welke zin is correct?
A
The article was in yesterdays' paper.
B
The article was in yesterday's paper.
Slide 7 - Quiz
Bezit: 's / ' / of
Wanneer iets van een
ding
of
plaats
of
land
,
gebruik je
of
De kaft van het
boek
- The cover
of
the book
De deur van het
huis
- De door
of
the house
De sleutels van de
garage
- The keys
of
the garage
Slide 8 - Slide
Complete the sentence:
"My friend ... dogs stink!"
A
's
B
'
C
of
Slide 9 - Quiz
Translate the sentence:
"De auto van mijn moeder"
Slide 10 - Open question
Translate the sentence:
"de krant van vorige week"
Slide 11 - Open question
Translate the sentence:
"De hobby van mijn zus"
Slide 12 - Open question
Translate the sentence:
"De achterkant van de auto"
Slide 13 - Open question
Weet je nu weer hoe de Engelse bezitsvorm in elkaar zit?
A
Ja!
B
Jawel, maar extra oefenen zou fijn zijn.
C
Ik snap het nog steeds niet..
Slide 14 - Quiz
NIEUW! 4.5 Aanwijzende voornaamwoorden
Wat weet je nog over dit onderwerp?
Slide 15 - Open question
Aanwijzende
Voornaamwoorden
Dichtbij Verweg
Enkelvoud This That
Meervoud These Those
Slide 16 - Slide
Complete the sentence:
"... book here is great!"
A
This
B
That
C
These
D
Those
Slide 17 - Quiz
Complete the sentence:
"... birds are really fast!"
A
This
B
That
C
These
D
Those
Slide 18 - Quiz
Complete the sentence:
"... cats you are hugging are my neighbours' cats."
A
This
B
That
C
These
D
Those
Slide 19 - Quiz
4.3 Must & Mustn't
Wat weet je nog over dit onderwerp?
Slide 20 - Open question
Must & Mustn't
Must
iets moet / het
kan ook niet anders
Mustn't
i
ets moet / mag niet
Slide 21 - Slide
Complete the sentence:
"You ... bite your nails. It's bad!"
A
Must
B
Mustn't
Slide 22 - Quiz
Complete the sentence:
"You ... help in the house."
A
Must
B
Mustn't
Slide 23 - Quiz
4.4 Gerund
Wat weet je nog over dit onderwerp?
Slide 24 - Open question
Na welke werkwoorden mag je een "Gerund"-vorm gebruiken?
A
Be, have, will, can
B
Walk, sit, run, swim
C
Love, hate, like, stop
Slide 25 - Quiz
Gerund
Ookwel
ing-vorm
, zoals
walking
Gebruik je na werkwoorden als:
- love. - hate. - start. - begin.
- like. - enjoy. - stop. - finish.
Slide 26 - Slide
Complete the sentence:
"When I finish ... (to write) this letter, I am going home."
A
to write
B
writing
Slide 27 - Quiz
Complete the sentence:
"I am planning ... (to buy) a new laptop soon."
A
to buy
B
buying
Slide 28 - Quiz
Complete the sentence:
"I need ... (to sleep) at least eight hours."
A
to sleep
B
sleeping
Slide 29 - Quiz
Complete the sentence:
"I enjoy ... (to watch) action movies."
A
to watch
B
watching
Slide 30 - Quiz
NIEUW! 4.6 HAVE TO
Wat denk je dat "Have to" betekent?
Slide 31 - Open question
HAVE TO
Wanneer je een vorm van
have to
gebruikt, zeg je dat iets
moet van iemand anders.
- have to (I / You / We / They)
- has to (He / She / It)
I
have to finish
my homework.
she
has to be
here at 08.30.
Slide 32 - Slide
HAVE TO
Wanneer je iets
niet hoeft
, gebruik je
- don't have to (I / You / We / They)
- doesn't have to (He / She / It)
I
don't have to come
to my aunt's birthday.
She
doesn't have to give
me a present.
Slide 33 - Slide
Vertel! Wat betekent
don't have to / doesn't have to?
Slide 34 - Open question
Complete the sentence using a form of HAVE TO:
"When you make pizza, you ... have some tomato sauce."
Slide 35 - Open question
Complete the sentence using a form of HAVE TO:
"A secretary ... know how to type."
Slide 36 - Open question
Complete the sentence using a form of HAVE TO:
"A secretary ... be a woman. It can also be a man."
Slide 37 - Open question
Complete the sentence using a form of HAVE TO:
"You ... make your own pizza, you can buy a pizza from a pizza shop if you want to."
Slide 38 - Open question
Snap je de vormen van HAVE TO?
A
Ja!
B
Jawel, maar extra oefenen zou fijn zijn.
C
Ik snap het nog steeds niet..
Slide 39 - Quiz
More lessons like this
oefenSE 4TL
March 2022
- Lesson with
47 slides
Engels
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
All RIght Unit 6 Lesson 4: Gerunds and Infinitives-1
April 2021
- Lesson with
20 slides
Engels
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3
Much/many & possesive s
June 2022
- Lesson with
28 slides
Engels
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
Unit 4 Lesson 3
March 2022
- Lesson with
41 slides
Engels
Middelbare school
vmbo t, mavo, havo, vwo
Leerjaar 1,2
Unit 4 - Inventions
March 2024
- Lesson with
39 slides
Engels
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
V4K Unit 3
January 2023
- Lesson with
25 slides
Engels
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 4
Gerund 19 mei
January 2021
- Lesson with
33 slides
Engels
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
Recap_unit 5
April 2021
- Lesson with
21 slides
Engels
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3