werkwoordspelling en formuleren

De beste manier om de persoonsvorm te vinden is:
A
De zin vragend maken
B
Het aan de leerling naast je vragen
C
Goed zoeken
D
De zin in een andere tijd zetten
1 / 13
next
Slide 1: Quiz
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

De beste manier om de persoonsvorm te vinden is:
A
De zin vragend maken
B
Het aan de leerling naast je vragen
C
Goed zoeken
D
De zin in een andere tijd zetten

Slide 1 - Quiz

Als je een werkwoord in de zin goed wilt schrijven, kijk je eerst naar de tijd waarin de zin staat
A
nee, eerst naar de pv
B
ja, dat klopt
C
nee, eerst naar het voltooid deelwoord
D
nee, eerst naar het onderwerp

Slide 2 - Quiz

De dokter (vermelden)gisteren in zijn brief dat hij met pensioen ging
A
vermeldden
B
vermelde
C
vermeldde
D
vermelden

Slide 3 - Quiz

Amy's vader (pushen) vroeger zijn kind om advocaat te worden
A
pushde
B
pushten
C
pushtte
D
pushte

Slide 4 - Quiz

Het meervoud van kiwi is:
A
kiwies
B
kiwie's
C
kiwi's
D
kiwis

Slide 5 - Quiz

Is het: Hij woont vlakbij de Aldi
OF
Hij woont vlak bij de Aldi?

Slide 6 - Open question

Schrijf de samenstelling van
beer+goed

Slide 7 - Open question

schrijf het verkleinwoord van piano

Slide 8 - Open question

Het verkleinwoord van A4 is:
A
A4's
B
A4'tje
C
A4-en
D
A4-tje

Slide 9 - Quiz

Het verkleinwoord van café is:
A
cafétje
B
cafeetje
C
café'tje
D
cafee'tje

Slide 10 - Quiz

Het meervoud van logé is
A
logés
B
logees
C
logé's
D
logee's

Slide 11 - Quiz

Verbeter onderstaande zin:
'Maria zag hun vaak bij de schooltuintjes'

Slide 12 - Open question

De politie heeft ...... taak heel goed uitgevoerd
A
zijn
B
haar
C
hen
D
hun

Slide 13 - Quiz