Donderdag 9 maart 2023
1 / 29
Lesson duration is: 45 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Wat is zoekend lezen?
A
de hele tekst precies doorlezen
B
de eerste en laatste zin van elke alinea lezen
C
op zoek gaan naar een speciaal stukje van de tekst
D
de tussenkopjes lezen
Slide 5 - Quiz
hele tekst lezen
onderwerp vd tekst vinden
scannen voor bepaalde info
wat voor soort tekst is het
oriën-terend lezen lezen
globaal lezen
precies lezen
zoekend lezen
Slide 6 - Drag question
Bij zoekend lezen . . .
A
lees je de eerste en laatste zin van elke alinea.
B
zoek je alleen het stuk tekst dat je nodig hebt.
C
bekijk je de tekst en lees je de eerste alinea.
D
lees je de hele tekst goed door.
Slide 7 - Quiz
omschrijven met andere woorden dan die uit de tekst
wat je denkt dat gaat gebeuren
woorden die je kent en gebruikt
van een idee of mening een tekst maken
naar overeenkomsten en verschillen zoeken
tekst die je geschreven hebt
uitwerken
de uitwerking
vergelijken met
de verwachting
in eigen woorden zeggen
woordenschat
Slide 8 - Drag question
Wat is het onderwerp van een tekst?
Het onderwerp van een tekst...
Het onderwerp van een tekst...
A
... vertelt in één woord waar de tekst over gaat.
B
... vertelt wat het belangrijkste van de tekst is.
C
... vertelt wat iemand ergens van vindt.
D
... vertelt wat waar of niet waar is.
Slide 9 - Quiz
Onderwerp? Hoe vind je het onderwerp in de zin?
A
door de zin vragend te maken?
B
Wie of wat + persoonsvorm?
C
Wie of wat + onderwerp + gezegde?
Slide 10 - Quiz
Wat is het onderwerp in deze zin?
Een broodje kaas vind ik lekker.
Een broodje kaas vind ik lekker.
Slide 11 - Open question
Wat is het onderwerp in deze zin?
De leerlingen gaan al vroeg naar school.
De leerlingen gaan al vroeg naar school.
Slide 12 - Open question
Wat is het onderwerp?
Marina legt het onderwerp uit.
Marina legt het onderwerp uit.
A
Marina
B
legt
C
het onderwerp
D
uit
Slide 13 - Quiz
Wat is een zelfstandig naamwoord?
A
mensen, planten, dieren, dingen
B
mensen, planten, dieren, lidwoorden
C
mensen en dieren
D
mensen, lidwoorden
Slide 14 - Quiz
Zelfstandig naamwoord
Geen zelfstandig naamwoord
Glas
Prachtig
Honden
Vriendschap
voor
Hengelo
die
alweer
Slide 15 - Drag question
Wat zijn de lidwoorden?
Slide 16 - Open question
Wat is een werkwoord?
Kan je een voorbeeld geven van een werkwoord.
Kan je een voorbeeld geven van een werkwoord.
Slide 17 - Open question
Sleep alle werkwoorden naar "Werkwoorden" en alles wat geen werkwoord is naar "Geen werkwoord".
Werkwoorden
Geen werkwoord
huis
rode
verhuizen
hebben
zijn
hond
Slide 18 - Drag question
Noteer de persoonsvorm tt
Hij (glijden) nooit uit.
Hij (glijden) nooit uit.
Slide 19 - Open question
Noteer de persoonsvorm tt
(vinden) je zus smakgeluiden ook zo vervelend?
(vinden) je zus smakgeluiden ook zo vervelend?
Slide 20 - Open question
Schrijf de persoonsvorm tt
Ik ....... (worden) hier wel een beetje moe van.
Ik ....... (worden) hier wel een beetje moe van.
Slide 21 - Open question
Wat is de juiste spelling van het woord?
A
praktijk
B
prakktijek
C
parktijk
D
prateik
Slide 22 - Quiz
Wat is de goede spelling van het woord ?
A
pretige
B
prettige
Slide 23 - Quiz
Wat is de goede spelling van het woord ?
A
repareren
B
reparreren
Slide 24 - Quiz
Wat is de goede spelling van het woord ?
A
overburren
B
overburen
Slide 25 - Quiz
Ben je al klaar voor de toets?
😒🙁😐🙂😃
