1 KGT C4 Taal §6

Cursus 4 Taal §5 vanaf blz. 96

Lesdoel: Je leert wat het verschil is tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik.

Vorige les: leestekst:  inleiding, middenstuk en slot.
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 2

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Cursus 4 Taal §5 vanaf blz. 96

Lesdoel: Je leert wat het verschil is tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik.

Vorige les: leestekst:  inleiding, middenstuk en slot.

Slide 1 - Slide

Wat is volgens jou 'letterlijk taalgebruik'?

Slide 2 - Open question

Geef een voorbeeld van figuurlijk taalgebruik?

Slide 3 - Open question

Klassikaal> bekijken blz. 96-97
Wat staat er in het gele kader?

Slide 4 - Slide

Wat is letterlijk taalgebruik?
A
Precies zoals het er staat.
B
Er wordt iets anders bedoeld dan er eigenlijk staat.

Slide 5 - Quiz

Het tegenovergestelde van figuurlijk taalgebruik is letterlijk taalgebruik.
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quiz

Wat is figuurlijk taalgebruik?
A
Dan schrijf je letters achter elkaar
B
Dan bedoel je precies wat je zegt
C
Dan teken je wat je bedoelt
D
Dan bedoel je iets anders dan wat je zegt

Slide 7 - Quiz

Wat is een voorbeeld van figuurlijk taalgebruik?
A
Mijn kapper zit met haar handen in mijn haar.
B
De wedstrijd was onwijs spannend.
C
Onder de boom lag een dode vogel.
D
Ik zit met mijn handen in het haar.

Slide 8 - Quiz

Is dit letterlijk of figuurlijk taalgebruik?
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 9 - Quiz

Zelfstandig werken of instructiegroep 

Huiswerk: 
* Opdracht 1 t/m 4 blz.96-97




timer
20:00

Slide 10 - Slide

Evaluatie





Wat ging er goed deze les?

Slide 11 - Slide