2.4 Het bloed
1 / 37
Lesson duration is: 45 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
0
Slide 6 - Video
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Video
Slide 9 - Video
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Video
Slide 13 - Video
Slide 14 - Video
Slide 15 - Video
Slide 16 - Slide
bekijk BINAS tabel 84 C1
waar bevindt zich de tweeslippige klep?
waar bevindt zich de tweeslippige klep?
A
tussen rechter boezem en rechter kamer
B
tussen linker boezem en linker kamer
C
aan het begin van de longslagader
D
aan het begin van de aorta
Slide 17 - Quiz
bekijk BINAS tabel 84 C2
welke weefsels hebben een ader, slagader en haarvat met elkaar gemeen?
welke weefsels hebben een ader, slagader en haarvat met elkaar gemeen?
Slide 18 - Open question
bekijk BINAS tabel 84 C2
waarin verschilt een slagader in bouw van een ader?
waarin verschilt een slagader in bouw van een ader?
Slide 19 - Open question
bekijk BINAS tabel 84 D2
met welk deel van een ECG komt de impulsgeleiding door de Purkinjevezels overeen?
met welk deel van een ECG komt de impulsgeleiding door de Purkinjevezels overeen?
A
met de P-top
B
met de R-top
C
met de T-top
D
met geen enkele top
Slide 20 - Quiz
het openen van de aortakleppen gebeurt wanneer...
A
..de druk van de linker kamer groter wordt dan de druk van de linker boezem
B
..de druk van de aorta groter wordt dan de druk van de linker kamer
C
..de druk van de linker kamer groter wordt dan de druk van de aorta
D
..de hartkleppen sluiten
Slide 21 - Quiz
bekijk BINAS tabel 84 D3
waarmee valt de eerste harttoon samen?
waarmee valt de eerste harttoon samen?
A
met het sluiten van de aortakleppen
B
met het samentrekken van de kamers
C
met het sluiten van de hartkleppen
D
met het openen van de aortakleppen
Slide 22 - Quiz
bekijk BINAS tabel 84 D3
waarmee valt de tweede harttoon samen?
waarmee valt de tweede harttoon samen?
A
met het samentrekken van de kamers
B
met het sluiten van de hartkleppen
C
met het openen van de slagaderkleppen
D
met het sluiten van de slagaderkleppen
Slide 23 - Quiz
bekijk BINAS tabel 84 E1
van welk type bloedvaten is de totale doorsnede het grootst?
van welk type bloedvaten is de totale doorsnede het grootst?
A
slagaders
B
haarvaten
C
aders
Slide 24 - Quiz
waardoor neemt de stroomsnelheid toe in de aders?
A
de diameter van de aders is groter dan van de haarvaten
B
het bloed ondervindt minder weerstand in de aders dan in de slagaders
C
het bloed ondervindt minder weerstand in de aders dan in de haarvaten
D
de bloeddruk in de aders is hoger dan in de haarvaten
Slide 25 - Quiz
Slide 26 - Slide
Slide 27 - Slide
hoe ontstaat een grotere stroomsnelheid bij inspanning?
A
er komt meer bloed in de bloedbaan
B
de hartslagfrequentie neemt toe
C
het hart pompt per hartslag meer bloed weg
D
spieren hebben meer bloed nodig
Slide 28 - Quiz
welk orgaanstelsel wordt minder goed doorbloed bij inspanning?
A
huid
B
nieren
C
verteringsstelsel
D
overige organen
Slide 29 - Quiz
wat kun je zeggen over de samenstelling van het bloed in de poortader?
A
deze is rijk aan voedingsstoffen en zuurstof
B
deze is rijk aan voedingsstoffen en arm aan zuurstof
C
deze is arm aan voedingsstoffen en rijk aan zuurstof
D
deze is arm aan voedingsstoffen en zuurstof
Slide 30 - Quiz
Iemand met bloedarmoede heeft te weinig...
A
Zuurstof in zijn bloed
B
Voedingsstoffen in zijn bloed
C
Hemoglobine in zijn bloed
D
Bloed
Slide 31 - Quiz
Dit bloedbestanddeel speelt een belangrijke rol bij de bloedstolling:
A
Rode bloedcel
B
Bloedplaatje
C
Witte bloedcel
Slide 32 - Quiz
Welke is geen hele cel?
A
Rode bloedcel
B
Witte bloedcel
C
Bloedplaatje
Slide 33 - Quiz
Bij welk type bloedcel hoort de volgende beschrijving:
Kleine ronde schijfjes zonder celkern
Kleine ronde schijfjes zonder celkern
A
Rode bloedcel
B
Bloedplaatjes
C
Witte bloedcel
Slide 34 - Quiz
In de afbeelding zie je een...
A
Rode bloedcel
B
Witte bloedcel
C
Bloedplaatje
D
Hemoglobine
Slide 35 - Quiz
Welke witte bloedcel kan een ziekteverwekker 'opeten'?
A
lymfocyt
B
rode bloedcel
C
Bloedplaatje
D
fagocyt
