1.3 Wat wordt de prijs?

1.3 Wat wordt de prijs
1 / 18
next
Slide 1: Slide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

1.3 Wat wordt de prijs

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • Je kan voor een winkelier de verkoopprijs berekenen.
  • Je kan uitleggen wat belasting en btw zijn en weet je waarom btw een indirecte belasting is.


  • Je kan de consumentenprijs berekenen.
  • Je kan vanuit de consumentenprijs terugrekenen naar de prijs exclusief btw.







Slide 2 - Slide

Brutowinstopslag
  • Inkoopprijs: Prijs die een winkelier betaald voor een product
    - Fiets ingekocht voor €950,-
    - Kosten (bedrijfskosten) moeten ook worden terugverdiend
    - Fiets verkopen voor €1.375,-

  • Brutowinstopslag: Bedrag dat een winkelier bij de inkoopprijs optelt voor zijn kosten en winst

Slide 3 - Slide

Verkoopprijs
  • Zodra een winkelier de inkoopprijs en brutowinstopslag weet kan hij de verkoopprijs berekenen!

  • Formule:
  • Verkoopprijs = inkoopprijs + brutowinstopslag

Slide 4 - Slide

Verkoopprijs
  • Majid bestelt bij de groothandel een bank die hij in zijn eigen meubelzaak gaat verkopen. De inkoopprijs is € 640. Majid rekent met een brutowinstopslag van 45% van de inkoopprijs. Wat wordt de verkoopprijs?
  • Stap 1 Bereken de brutowinstopslag.
  • 45% van € 640 = 45 ÷ 100 × € 640 = 0,45 × € 640 = € 288


  • Stap 2 Tel de brutowinstopslag op bij de inkoopprijs. De verkoopprijs wordt: € 640 + € 288 = € 928


Slide 5 - Slide

Bob bestelt een nieuwe tv om te verkopen in zijn winkel. De inkoopprijs is € 1150. Majid rekent met een brutowinstopslag van 38% van de inkoopprijs. Wat wordt de verkoopprijs?
(Formule: Verkoopprijs = inkoopprijs + brutowinstopslag)

Slide 6 - Open question

BTW
  • Over vrijwel alles wat je koopt betaal je belasting: BTW
    - Belasting toegevoegde waarde

  • Meestal 21% btw op producten
  • Levensmiddelen, boeken en medicijnen maar 9%

Slide 7 - Slide

BTW
  1. De winkelier doet de btw bij de verkoopprijs
  2. De consument betaalt de btw aan de winkel
  3. De winkel moet die btw weer afstaan aan de Belastingdienst
  4. Via een omweg betaal je dus (indirect) belasting aan de overheid

Slide 8 - Slide

Huiswerk
Paragraaf 1.3 (ECONOMIE BOEK)
Opdracht 1 t/m leerstof 3

Slide 9 - Slide

1.3 Wat wordt de prijs

Slide 10 - Slide

Leerdoelen
  • Je kan voor een winkelier de verkoopprijs berekenen.
  • Je kan uitleggen wat belasting en btw zijn en weet je waarom btw een indirecte belasting is.


  • Je kan de consumentenprijs berekenen.
  • Je kan vanuit de consumentenprijs terugrekenen naar de prijs exclusief btw.







Slide 11 - Slide

Bob bestelt een nieuwe tv om te verkopen in zijn winkel. De inkoopprijs is € 1150. Bob rekent met een brutowinstopslag van 38% van de inkoopprijs. Wat wordt de verkoopprijs?
(Formule: Verkoopprijs = inkoopprijs + brutowinstopslag)

Slide 12 - Open question

Consumentenprijs
  • De prijs die je uiteindelijk betaald voor een product is de verkoopprijs + btw

  • Verkoopprijsinkoopprijs + brutowinstopslag
  • Btw = btw : 100 x verkoopprijs 

  • Consumentenprijs = Verkoopprijs + Btw

Slide 13 - Slide

Zonder BTW berekenen
  • T-Shirt van €18,15 inclusief 21% BTW
  • Prijs zonder BTW

  • €18,15 bestaat uit 2 onderdelen
    - Verkoopprijs = 100%
    - BTW = 21%
  • €18,15 = 100% + 21% = 121%

Slide 14 - Slide

Zonder BTW berekenen (21%)
  • €18,15 = 100% + 21% = 121%

  • Eerst terugrekenen naar 1%
    - €18,15 : 121 = €0.15
    - 1% = €0,15 
  • Van 1% terugrekenen naar BTW: €0,15 x 21 = €3,15
  • Verkoopprijs = €18,15 - €3,15 = €15,-

Slide 15 - Slide

Zonder BTW berekenen (9%)
  • €18,15 = 100% + 9% = 109%

  • Eerst terugrekenen naar 1%
    - €18,15 : 109 = €0.17
    - 1% = €0,17
  • Van 1% terugrekenen naar BTW: €0,17 x 9 = €1.53
  • Verkoopprijs = €18,15 - €1.53 = €16,62,-

Slide 16 - Slide

Berekeningen
  • Afschrijving per jaar = aanschafprijs ÷ aantal gebruiksjaren 
  • Omzet = afzet × verkoopprijs
  • Brutowinst = omzet – inkoopwaarde
  • Nettowinst = brutowinst – bedrijfskosten
  • Verkoopprijs = inkoopprijs + brutowinstopslag
  • Consumentenprijs = Verkoopprijs + Btw
  • Brutowinstopslag/Btw = % van inkoopprijs of verkoopprijs

Slide 17 - Slide

Huiswerk
Paragraaf 1.3 (ECONOMIE BOEK)
Opdracht 1 t/m samenvatting

Slide 18 - Slide