tekst 2015 - tijdvak 1 -Wortschatz

Ziele: Wortschatz testen und Text verstehen
1 / 19
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Ziele: Wortschatz testen und Text verstehen

Slide 1 - Slide

Tekst 1; Titus
welke woorden heb je opgezocht
vul in Duits & Nederlands

Slide 2 - Mind map

Maak een foto van je woordenlijst van tekst 2,3,4

Slide 3 - Open question

Wat betekent de vraag:

Aus welchem Anlass wurde der Artikel geschrieben?
A
Naar aanleiding waarvan is de tekst geschreven?
B
Uit welke leiding is het artikel gemaakt?
C
Naar welke aanleiding in de tekst wordt gezocht?
D
Naar welke leiding is het artikel geschreven

Slide 4 - Quiz

Als de vraag een "concreet voorbeeld" vraagt uit de tekst vraagt, ga je:
A
letterlijk uit de tekst iets overnemen
B
Je vertaalt het antwoord uit de tekst in het Nederlands
C
je verzint zelf iets
D
Je geeft een Duits antwoord uit de tekst

Slide 5 - Quiz

Citeer het betreffende zelfstandig naamwoord

Wat doe je?
Je schrijft:
A
de Duitse zin met het znw. op
B
de Nederlandse vertaling van de zin met het znw. op.
C
het Duitse znw op
D
het Nederlandse znw op.

Slide 6 - Quiz

Hoe vertaal je het woordje "WIE" in deze vraag?

Wie beurteilt Julia Vogel die heutige Jugendsprache?
A
wie
B
waar
C
hoe
D
hoezo

Slide 7 - Quiz

Welche Ergänzung passt in die Lücke in Zeile 9?
A effektiv
B unauffällig
C unerlaubt
D vernünftig
Deze woorden betekenen:
A
effectief, onopvallend, ongeoorloofd, vernuftig
B
effectief, ongevallig, ongeoorloofd, vernuftig
C
effectief, onopvallend, geoorloofd, verstandig
D
effectief, onopvallend, ongeoorloofd, verstandig

Slide 8 - Quiz

Antwoord met ‘ja’ of ‘nee’ en citeer de eerste twee woorden van de zin uit alinea 2 waaruit dit blijkt.

Je krijgt punten als je antwoord er als volgt uitziet:
A
ich komme
B
ja, ich komme
C
nein
D
nein, ich komme nicht

Slide 9 - Quiz

“Die Entstehungsgeschichte … und Dimona.” (regel 12-13)
1p 39
Vraag : Waarom juist daar?

Wat moet je hier doen? Je geeft:
A
een Duits antwoord met je uitleg wat in de tekst staat.
B
een Duits antwoord met je mening, je weet hier veel vanaf.
C
een Nederlands antwoord met je mening, je weet er veel vanaf.
D
Nederlands antwoord met de uitleg uit de tekst

Slide 10 - Quiz

Waar staat belangrijke informatie in de alinea?

Deze zinnen lees je altijd:
A
1e regel van de alinea
B
laatste regel van de alinea
C
eerste en laatste regel van de alinea
D
in het midden van de alinea

Slide 11 - Quiz

Maak de volgende Havo tekst 2015 tijdvak 1 
Text 11
 Kandidaten müssen Preisgeld versteuern

Frage 30  Was haben die „Teilnehmerin einer Dating-Show“ (Zeile 1-2) und
„Kandidatin Mareike“ (Zeile 11) gemeinsam?

Sie haben beide
A an derselben Show teilgenommen.
B das Urteil des BFHs angefochten.
C ihren Angehörigen etwas vorgetäuscht.
D ihren Gewinn versteuern müssen.
E in einer Live-Sendung geheiratet.


Zoek het antwoord op in de via de link op de laatste dia  of in examenblad.nl

Slide 12 - Slide

Antwort Frage 30

Slide 13 - Open question


Frage 31 

Was hat der BFH dem letzten Absatz nach entschieden?

A Das Preisgeld geht doch noch steuerfrei an die Kandidatin.
B Dem Gesetz nach muss die Kandidatin als Schauspielerin betrachtet
werden.
C Die Produktionsfirma soll nur die ursprünglich vereinbarten 9.000 Euro
zahlen.
D Die Produktionsfirma wird wegen Steuerhinterziehung verurteilt.

Zoek het antwoord op in de via de link hieronder in Lessonup of in examenblad.nl

Slide 14 - Slide

Antwort Frage 31

Slide 15 - Open question

Text 12 - 2015 1e tijdvak
Van welke twee zinnen in alinea 1 is de inhoud niet realistisch?
2p Frage 32 Citeer de eerste twee woorden van beide zinnen.

Slide 16 - Open question

Frage 33 - vertaal het woord "Voraussetzung"

A Mit einer Konkretisierung.
B Mit einer Relativierung.
C Mit einer Schlussfolgerung.
D Mit einer Voraussetzung
A
voorwaarde
B
voor gaan zitten
C
voor gaan staan
D
voortzetting

Slide 17 - Quiz


"Es nützt alles nichts, ich brauche ein Ersatzladegerät.“ (Zeile 11)

1p 33 Womit schließt dieser Satz an die vorangehenden Sätze „Ich überlege …
leise spreche?“ (Zeile 8-11) an?

Lees de tekst via de link in de laatste dia

A
Mit einer Konkretisierung.
B
Mit einer Relativierung.
C
Mit einer Schlussfolgerung.
D
Mit einer Voraussetzung.

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Link