adverbs & adjectives

 Adverbs and adjectives
Bijvoeglijk naamwoord (adjective):
- Zegt iets over een zelfstandig naamwoord: mensen, dieren, dingen.
- Omschrijft meestal hoe iets of iemand is.

Bijwoord (adverb):
- Zegt iets over een werkwoord: lopen, praten, schrijven.
- Omschrijft meestal hoe iets gedaan wordt.
- Je zet meestal -ly achter het woord 

1 / 13
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

 Adverbs and adjectives
Bijvoeglijk naamwoord (adjective):
- Zegt iets over een zelfstandig naamwoord: mensen, dieren, dingen.
- Omschrijft meestal hoe iets of iemand is.

Bijwoord (adverb):
- Zegt iets over een werkwoord: lopen, praten, schrijven.
- Omschrijft meestal hoe iets gedaan wordt.
- Je zet meestal -ly achter het woord 

Slide 1 - Slide

EXAMPLES
That's a perfect answer.
'perfect' is een bijvoeglijk naamwoord; zegt iets over een zelfstandig naamwoord (answer).

He sang perfectly.
'perfectly' is een bijwoord; zegt iets over een werkwoord (sing).

Slide 2 - Slide

Exceptions (uitzonderingen)
 Good becomes well (not goodly)
Fast stays fast (not fastly)
High stays high (not highly)
Na werkwoorden met zintuigen geen bijwoord.

Slide 3 - Slide

You can speak English very ...........
A
good
B
well

Slide 4 - Quiz

My grandmother always walks very _____ (slow).
A
slow
B
slowly

Slide 5 - Quiz

The garden is .....
A
beautifully
B
beautiful

Slide 6 - Quiz

She dances ......
A
wonderful
B
wonderfully

Slide 7 - Quiz


You look ..... .Didn't you sleep well?
A
tired
B
tiredly

Slide 8 - Quiz


Mom .......... removed the pot from the stove.
A
calmly
B
calm

Slide 9 - Quiz

They lived ...... (happy) ever after.

Slide 10 - Open question

He listens to the radio. (often)

Slide 11 - Open question

They read a book. (sometimes)

Slide 12 - Open question

Tom is very friendly. (usually)

Slide 13 - Open question