De ontkenning

De toepassing:
De regel is altijd de volgende:

Je zet 'ne' altijd voor de persoonsvorm,
'pas' zet je er altijd achter!

Bijvoorbeeld.
Je vais à l'école
Je ne vais pas à l'école.
De regel is altijd als volgt:

Je zet 'ne' altijd voor de persoonsvorm,
'pas' zet je er altijd achter!
Bijvoorbeeld.
Je vais à l'école
Je ne vais pas à l'école.
1 / 15
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

De toepassing:
De regel is altijd de volgende:

Je zet 'ne' altijd voor de persoonsvorm,
'pas' zet je er altijd achter!

Bijvoorbeeld.
Je vais à l'école
Je ne vais pas à l'école.
De regel is altijd als volgt:

Je zet 'ne' altijd voor de persoonsvorm,
'pas' zet je er altijd achter!
Bijvoorbeeld.
Je vais à l'école
Je ne vais pas à l'école.

Slide 1 - Slide

Grammaire H:
let even op!
Wanneer het werkwoord begint met een klinker (a/e/i/o/u) of een h, dan verandert ne in n’.



Voorbeelden:
J’habite à Groningen. -->  Je nhabite pas à Groningen.

J’aime le français. -->  Je naime pas le français.

Slide 2 - Slide

Stappenplan ontkenning
Stap 1:  zoek de persoonsvorm
Stap 2: zet ne ervoor en pas erachter.
Stap 3: controleer of je persoonsvorm begint met een klinker'/ stomme 'h, zo ja verander de ne in n'

Let op: c'est wordt --> ce n'est

Slide 3 - Slide


Maak de volgende zin ontkennend.

Nous sommes au collège.

Slide 4 - Open question


Maak de volgende zin ontkennend.

On travaille bien.

Slide 5 - Open question


Maak de volgende zin ontkennend.

Le prof parle anglais.

Slide 6 - Open question


Maak de volgende zin ontkennend.

Elles habitent à Zwolle.

Slide 7 - Open question


Maak de volgende zin ontkennend.

C'est un fromage super!

Slide 8 - Open question


Maak de volgende zin ontkennend.

Tim et Jade adorent la musique.

Slide 9 - Open question


Maak ontkennend:
Anna habite à Toulouse.
A
Anna ne habite pas à Toulouse
B
Anna n' habite pas à Toulouse
C
Anna ne pas habite à Toulouse
D
Anna pas habite ne à Toulouse

Slide 10 - Quiz


Maak ontkennend:
Elle travaille à l'hôpital
A
Elle ne travaille pas à l'hôpital
B
Elle travaille à l'hôpital ne pas
C
Elle ne pas travaille à l'hôpital
D
Elle travaille pas à l'hôpital

Slide 11 - Quiz


Maak ontkennend:
Elle va à l'école
A
Elle n'va pas à l'école
B
Elle ne va pas à l'école
C
Elle ne pas va à l'école

Slide 12 - Quiz


Maak ontkennend:
Adrien a de nouveaux amis. 
A
Adrien n'a de nouveaux amis.
B
Adrien n'a pas de nouveaux amis.
C
Adrien a ne de pas nouveaux amis.
D
Adrien a de nouveaux ne amis pas.

Slide 13 - Quiz

Ontkenning. Hoe zet je "C'est" in de ontkenning?
A
Ce n'est pas
B
Ce ne est pas
C
C'est ne pas
D
C'n'est pas

Slide 14 - Quiz

Ik snap de ontkenning
😒🙁😐🙂😃

Slide 15 - Poll