2ha Lezen H4

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

Neem plaats volgens de plattegrond.

Pak alvast je boek, schrift, studiewijzer.

Lezen H4

blz. 108-113

Feiten, meningen, argumenten

Vandaag

• Een start maken met Lezen H4.
• Opdracht 1 met z'n allen.
• Opdracht 2 individueel.
• Gezamenlijk afronden.

Lesdoelen

• Je weet het verschil tussen standpunten en argumenten en kunt dit herkennen.
• Je kunt tekstverbanden herkennen aan de hand van signaalwoorden. 
  

De studiewijzer

Eens

Oneens

Een schoolweek zou uit vier lesdagen moeten bestaan.

* De vier schooldagen die overblijven, duren dan wel langer.

Een schoolweek zou uit vier lesdagen moeten bestaan.

Eens

Oneens

Een standpunt = een houding die je aanneemt ten aanzien van een vraagstuk. Vaak kun je het ergens mee eens of oneens zijn.

Een argument = een feit dat jouw standpunt ondersteunt. Met goede argumenten maak je duidelijk waarom je een bepaald standpunt inneemt.

Standpunt en argument

Een feit is iets waarvan je kunt controleren of het waar of
niet waar is. 

Een mening (of standpunt) is wat iemand van iets vindt. Met iemands mening kun je het eens of oneens zijn. Je herkent een mening (soms) aan signaalwoorden als: ik vind, naar mijn mening, mijns inziens. 

Feiten, meningen en argumenten

Lezen H4 (blz. 108-113)

Als je zegt waarom je een bepaalde mening hebt, gebruik je
een argument. Een argument herken je aan signaalwoorden zoals: want, omdat, namelijk. Een voorbeeld:

Ik vind dat je die jas echt mee moet nemen naar de stad (=mening). Het wordt namelijk al vroeg op de avond koud (=argument). 

 

Feiten, meningen en argumenten

Lezen H4 (blz. 108-113)

Feit of mening?
Het WK voetbal werd vorig jaar in Qatar gespeeld.

1. feit
2. mening

Feit of mening?
Dat nieuwe nummer van Nothing But Thieves is echt slecht.

1. feit
2. mening

Feit of mening?
De zomervakantie begint op
zaterdag 22 juli.

1. feit
2. mening

Formuleer een mening over de toetsweek.
Geef aan of je het eens of oneens bent met toetsweken.
Gebruik in je formulering een signaalwoord.

Formuleer een argument bij jouw mening over de toetsweek.
Gebruik in je formulering een signaalwoord.

Schrijven H4

blz. 108-113

• Opdracht 1

We kijken de opdracht na als de timer is afgelopen.
 

Snel klaar? Maak alvast een begin aan opdracht 2.

Maken

Lesdoelen

• Je weet het verschil tussen standpunten en argumenten en kunt dit herkennen.
• Je kunt tekstverbanden herkennen aan de hand van signaalwoorden.