§1.3 De economische kringloop

Vraag
In afrika zijn er net als in Suriname heel veel grondstoffen. Toch hebben deze landen een heel laag bbp per inwoner.

Hoe kan dit?
1 / 22
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 22 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Vraag
In afrika zijn er net als in Suriname heel veel grondstoffen. Toch hebben deze landen een heel laag bbp per inwoner.

Hoe kan dit?

Slide 1 - Slide

§1.3 De economische kringloop

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
Aan het eind van de les kun je:
De economische kringloopuitleggen en berekeningen maken met 3 economische identiteiten.

  • Een economische kringloop met 5 sectoren weergeven en geld- en goederenstroom onderscheiden
  • de rol van het buitenland in de kringloop beschrijven
  • macro-economische identiteiten benoemen en spaarsaldo berekenen
  • BBP uitrekenen via bestedingsmethode
  • verandering reëel BBP per hoofd van de bevolking uitrekenen

Slide 3 - Slide

Hoe zat het ook alweer?
In §1.1 waren er 2 manieren om het BBP uit te rekenen.
Schrijf voor jezelf op welke manieren dat waren, met de formules er bij.
Wissel je antwoorden uit met je buurman/vrouw
timer
2:00

Slide 4 - Slide

Economie in schema
  • Productie -> inkomen -> bestedingen

  • Reële kringloop => goederenstroom
  • Monetaire kringloop => geldstroom

Slide 5 - Slide

De economische kringloop

Geldstromen tussen 5 groepen:
  1. gezinnen
  2. bedrijven
  3. de overheid 
  4. het buitenland 
  5. banken

    Slide 6 - Slide

    Economische kringloop

    Y = nationaal inkomen
    C = Consumptie
    B = Belasting
    S = Besparingen
    O = Overheidsbestedingen
    I = Investeringen
    E = Export (bedrijven)
    M = Import  (bedrijven)
    par. 2.3: Overheid en buitenland erbij

    Slide 7 - Slide

    3 identiteiten
    Een identiteit is een economische vergelijking die altijd waar is

    Overheid gebruikt 3 identiteiten om te voorspellen en in te schatten

    Identiteit #1
    Y= C+B+S
    • Y= Inkomen (gezinnen) => wordt verdeeld over:
    • C = consumptie (goederen en diensten)
    • B = Belastingen
    • S = Sparen

    Slide 8 - Slide

    Identiteit #2
    Identiteit #2
    Y + M = C + I + O + E
    • Y + M = Inkomen gezinnen + Importuitgaven
    • C = consumptie
    • I = Investeringen bedrijven
    • O = overheidsuitgaven
    • E = exportinkomsten

    • We gaan deze vereenvoudigen => Y + M = C + I + O + E  (-M aan beide kanten)
    • Y = C + I + O + E - M





    Slide 9 - Slide

    Identiteit #3
    Identiteit #3
    #1 en #2 Aan elkaar gelijk gesteld namelijk:
    • #Y= C + B + S
    • #Y = C + I + O + E - M

    = C + B + S = C + I + O + E - M
    Vereenvoudigen => C + B + S = C + I + O + E - M (-C aan beide kanten)
    B + S = I + O + E - M





    Slide 10 - Slide

    Herschikken van identiteit #3
    B + S = I + O + E - M
    We gaan herschikken, want...
    • (B-O) Saldo overheid BEGROTINGSSALDO
    • (S-I) Saldo banken PARTICULIER SPAARSALDO
    • (E-M) Saldo uitvoer UITVOERSALDO

    • (B-O) + (S-I) Saldo binnenlandse sectoren NATIONAAL SPAARSALDO
     
    en dus...
    (B-O) + (S-I) = (E-M) 

    Slide 11 - Slide

    Opdracht
    Wat: Opdracht 28, 33
    Hoe: In je schrift. Ze het paragraafnummer onder je laatst gemaakte opdracht.
    Tijd: 10 minuten (stiltemoment) 
    Resultaat: Kijk je eigen werk na
    Klaar: maak de opdrachten van vorige les af?


    timer
    10:00

    Slide 12 - Slide

    3 manieren om het inkomen te berekenen
    1. objectieve methode (alle inkomens + afschrijvingen)
    2. subjectieve methode (Totale productie + overheidsinkomens)
    3. bestedingsmethode (Y = C + I + O + E - M)

    Slide 13 - Slide

    Samen oefenen
    Gebruik de gegevens in de tabel hiernaast. Reken het inkomen uit 
    volgens onderstaande methodes (3) 
    1. objectieve methode (Totale productie + overheidsinkomens)
    2. subjectieve methode (alle inkomens + afschrijvingen)
    3. bestedingsmethode (Y = C + I + O + (E - M))

    • Objectieve methode:
    • (1.302 - 653) + 151 = 800

    • Subjectieve methode:
    • 492 + 169 + 139 = 800

    • Bestedingsmethode:
    • 336 + 165 + 216 + 623-540 = 800

    Slide 14 - Slide

    Vraag
    Het BBP a.k.a 
    het BBI a.k.a 
    het nationaal inkomen is gestegen

    Zijn we nu rijker geworden met zn allen??

    • Dat hangt van 2 dingen af:
    • stijging van de bevolking 
    • stijging van de prijzen

    Slide 15 - Slide

    RICpp
    Om beter te bepalen of we vooruit zijn gegaan kijken we naar het
    • Reëel inkomen per hoofd van de bevolking

    • Hoe berekenen we dat?
    • De volgende gegevens zijn bekend:
    • BBP 2018: 771 mrd
    • BBP 2019: 800,1 mrd
    • Vooruit gegaan? => nieuw : oud x 100 = nominaal indexcijfer BBP
    • 800,1 : 771 x 100 = 103,8



    Slide 16 - Slide

    RICpp
    • De volgende gegevens zijn bekend:
    • nominaal indexcijfer BBP 800,1 : 771 x 100 = 103,8

    • Inflatie = 2,3%
    • Consumentenprijs indexcijfer (PIC) = 102,3 (basisjaar = 100)

    • Reeele indexcijfer inkomen is dan  => NIC : PIC x 100 = 
    • 103,8 : 102,3 x 100 = 101,5  RIC (REEEL INDEXCIJFER)





    Slide 17 - Slide

    RICpp
    • De volgende gegevens zijn bekend:
    • nominaal indexcijfer BBP 800,1 : 771 x 100 = 103,8 NIC
    • Reeele indexcijfer 103,8 : 102,3 x 100 = 101,5  RIC 

    • Nu moeten we nog de bevolkingsstijging meenemen in de correctie
    • 2018: 17.330.000 inwoners
    • 2019: 17.420.000 inwoners
    • Bevolking indexcijfer = nieuw : oud x 100 = BIC
    • 17.420.000 : 17.330.000 x 100 = 100,5     
    • vraag: Met hoeveel procent is de bevolking toegenomen? :)

    • Indexcijfer Reele inkomen per hoofd van de bevolking
    • RIC : BIC x 100 = RICpp
    • 101,5 : 100,5 x 100 = 101  => het reeele inkomen per hoofd van de bevolking is toegenomen met 1%!!










    Slide 18 - Slide

    Opdracht
    Wat: Opdracht 25 
    Hoe: In je schrift. Ze het paragraafnummer onder je laatst gemaakte opdracht.
    Tijd: 10 minuten (stiltemoment) 
    Resultaat: Kijk je eigen werk na
    Klaar: Start met opdracht 26


    timer
    10:00

    Slide 19 - Slide

    Opdracht
    Wat: Maak een powerpoint van grenzeloze geldstromen en ook kapitaal de grens over (blz. 30 en 32)
    Hoe: Op je laptop in powerpoint. 
    Tijd: 20 minuten (stiltemoment) 
    Resultaat: Volgende les gaan we verder op deze stof.
    Klaar: ga verder met opdracht die je gister niet af hebt kunnen krijgen


    timer
    20:00

    Slide 20 - Slide

    gezinnen
    bedrijven
    overheid
    banken
    buitenland
    C
    S
    B
    O
    B-O
    Overheidsoverschot
    Door de lijn O - B komt de kringloop bij de overheid weer in evenwicht. 

    Slide 21 - Slide

    Gesloten kringloop met overheid en buitenland
    macro

    Slide 22 - Slide