Hun lijf is kogelrond, hun pootjes zijn ultrakort. Boven op hun kop staan twee baby-roze oortjes. Ze glimlachen in hun slaap. Ze glimlachen als ze wakker zijn. Ze houden van gezelschap en loom tegen elkaar aan hangen en soezen in de zon. Ze knorren als biggetjes. Hun strakgespannen vel lijkt zo glad als de binnenkant van een badkuip. ’s Nachts gaan ze op pad en scharrelen hun kostje bij elkaar. Ze doen geen vlieg kwaad, ze zijn strikt vegetarisch. En als ze poepen, als ze poepen wordt hun staart een bezempje. Dat zwiept van links naar rechts en slingert de poep de Afrikaanse nacht in.