Examentraining Biologie HAVO

Start Examentraining 
HAVO 2025
1 / 28
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 5,6

This lesson contains 28 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Start Examentraining 
HAVO 2025

Slide 1 - Slide

Examen biologie havo 2025
Examenzittingen
woensdag 14 mei 2025 13:30-16:30
1e tijdvak
dinsdag 24 juni 2025 13:30- 16:30
2e tijdvak

Slide 2 - Slide

Tips en tricks

Slide 3 - Slide

Wat neem je mee naar het biologie examen?
  • Tijdens je examen mag je een Binas van school gebruiken, 
  • De Binas dient compleet onbeschreven en onbeplakt te zijn. Het gebruik
       van briefjes als paginawijzers is niet toegestaan.
  • Het gebruik van een niet-grafische rekenmachine is toegestaan.
  • Verder meenemen naar je examen: (reserve-)pen, tekenpotlood, gum,
       geodriehoek en arceerstiften.
  • Tijdens je examen mag je NIKS lenen van anderen. 

Slide 4 - Slide

Welk type vragen kom je tegen?
  • Open vragen: aantal punten meestal gelijk aan aantal
      denkstappen
  • Meerkeuze vragen

In de examens kunnen meerkeuzevragen voorkomen voor 1 punt en voor 2 punten. Het aantal punten dat aan een  meerkeuze-vraag wordt toegekend, hangt in principe samen met het aantal denkstappen dat de kandidaat moet maken om tot het antwoord te komen.
LET OP!

Slide 5 - Slide

Er zijn verschillende soorten open vragen
Hoe te herkennen?
Feitenkennis
Noem..
Met welke term…
Wat is…
Geef een omschrijving van …
Verklaring / toelichting
Geef een verklaring voor…
Inzicht
Leg uit….
Bereken…
Mening
Beargumenteer…
Vaardigheden
Formuleer een hypothese
Maak een werkplan
Beschrijf een werkwijze…
Trek een conclusie

Slide 6 - Slide

1. Wat is de vraagstructuur?
Instructiewerkwoord + onderwerp + verplicht gegevensgebruik of noteringsvoorwaarde


Uitleggen + oorzaak dat snoekkroketten lichter verteerbaar zijn dan kippen-, rund- en varkenskroketten + mbv gegevens uit de tabel


Slide 7 - Slide

  Snoekkroketten
Leg met behulp van de gegevens uit de tabel uit wat de voornaamste oorzaak is van de constatering dat snoekkroketten inderdaad lichter verteerbaar zijn dan kippen-, rund- en varkensvleeskroketten.

Slide 8 - Slide

2. Wat is de antwoordstructuur?
Instructiewerkwoord als zelfstandig naamwoord + onderwerp + verplicht gegevensgebruik of noteringsvoorwaarde


Uitleg + oorzaak dat snoekkroketten lichter verteerbaar zijn dan kippen-, rund- en varkenskroketten + m.b.v. gegevens uit de tabel


Slide 9 - Slide

3. Naar welk verband wordt gevraagd?

Moet je een oorzaak/ gevolg uitleggen? Moet je een conclusie trekken uit de gegevens? Om dit te achterhalen kun je gebruik maken van de signaalwoorden uit de vraag.

Slide 10 - Slide

3. Naar welk verband wordt gevraagd?

Slide 11 - Slide

4. Over welk hoofdonderwerp in de Biologie gaat deze vraag?
Bedenk bij welk hoofdonderwerp deze vraag hoor. Dit kan je op het juiste spoor zetten voor te gebruiken BINAS tabellen of begrippen in het antwoord -> Voeding en vertering

Slide 12 - Slide

5. Welke gegevens uit de vraag kan ik gebruiken?

Lees de informatie uit de context gericht door om relevante gegevens te vinden die je nodig hebt voor het antwoord.
Arceer eventueel.

Slide 13 - Slide

6. Welke gegevens/ kennis moet ik zelf toevoegen?
Bedenk welke kennis je nog moet toevoegen om het antwoord compleet te maken. Bedenk ook welke biologische begrippen waarschijnlijk in het antwoord moeten voorkomen: 
Enzymen, koolhydraten, eiwitten, vetten, organen


Slide 14 - Slide

7. Formuleer nu je antwoord
Herhaal de vraag + neem het signaalwoord dat past bij het verband in de vraag + voeg het hulpmiddel toe.


Snoekkroketten zijn lichter verteerbaar dan kippen-, rund- en varkensvleeskroketten omdat in de tabel staat dat ...

Slide 15 - Slide

8. Controle
Lees de vraag nog een keer goed door en kijk nog een keer kritisch naar je antwoord. Beantwoord je de vraag eigenlijk wel? Zo niet: pas dan je antwoord aan natuurlijk.


Slide 16 - Slide

9. Maak het antwoord compleet
Voeg informatie uit de context en eigen informatie (kennis/ BINAS) toe om het antwoord compleet te maken. Zeker bij vragen waar meerdere punten kunnen worden verdiend.


Slide 17 - Slide

Compleet antwoord


Snoekkroketten zijn lichter verteerbaar dan kippen-, rund- en varkensvleeskroketten omdat in de tabel staat dat snoekkroketten per 100gr maar 1gr vet bevat (terwijl kip, rund, -en varkenskroketten 12-15x meer vet bevat) en vet langzamer verteerd dan eiwitten en koolhydraten/ in vet meer energie/ in vet meer calorieën zitten.

Slide 18 - Slide

Nog een voorbeeld
Riccardo had koorts. Bij koorts is het temperatuurcentrum in de hersenen ingesteld op een hogere temperatuur dan 37oC. De normwaarde is verhoogd. De verpleegkundige constateerde dat Riccardo rilde, een bleke kleur had en dat zijn lichaamstemperatuur nog steeds opliep.
Leg uit hoe door rillen de lichaamstemperatuur stijgt.

Slide 19 - Slide

Uitwerking vraag over koorts en rillen
Riccardo had koorts. Bij koorts is het temperatuurcentrum in de hersenen ingesteld op een hogere temperatuur dan 370C. De verpleegkundige constateerde dat Riccardo rilde, een bleke kleur had en dat zijn lichaamstemperatuur nog steeds opliep. Leg uit hoe door rillen de lichaamstemperatuur stijgt.
Verbanden leggen: wat heeft rillen met temperatuurstijging te maken? 
Rillen betekent ongecontroleerde samentrekking van spieren. Dat kost energie. Bij het verbruik van energie komt bijna altijd warmte vrij. Dus gebruik van energie door spieren dus extra verbranding dus warmteproductie! Dit zijn de denkstappen die je moet maken en op moet schrijven!!!.

Slide 20 - Slide

Uitwerking vraag over koorts en rillen
Riccardo had koorts. Bij koorts is het temperatuurcentrum in de hersenen ingesteld op een hogere temperatuur dan 370C. De verpleegkundige constateerde dat Riccardo rilde, een bleke kleur had en dat zijn lichaamstemperatuur nog steeds opliep.
Leg uit hoe door rillen de lichaamstemperatuur stijgt.
Uit het antwoord moet blijken dat:
• het rillen wordt veroorzaakt door spiersamentrekkingen 1p
• waarbij warmte vrijkomt (ten gevolge van dissimilatie) 1p

Slide 21 - Slide

Veel gemaakte fouten:
- Geen antwoord geven op de vraag (wat is het verschil?)
- Onvolledige antwoorden (gebruik hele zinnen!)
- Alleen vraag herhalen (geen uitleg/nieuwe informatie)
- Te snel naar antwoord willen (werk denkstappen uit!)
- Meer redenen of voorbeelden geven dan gevraagd
- Alleen standpunt of mening geven zonder onderbouwing.

Slide 22 - Slide

Probeer maar eens even...hoe pak je dat aan?
timer
5:00

Slide 23 - Slide

antwoord op rekenvraag bloedsomloop
Wat betekenen de genoemde begrippen?
Hartminuutvolume: het volume wat het hart bij een bepaalde frequentie(slagen) in één minuut kan pompen.
Slagvolume: Het volume wat per hartslag wordt verplaatst.
Hartslagfrequentie: Het aantal slagen per tijdseenheid. In dit geval per minuut.
HMV=SV x HSF
Dus 70 x 70 =4900 ml (of 4,9L)
Inspanning zorgt voor HSF van 200 en een HMV dat 5x zo hoog is. HMV is dan 5x4900L= 24500 ml (of 24,5L), alles invullen in formule geeft:
24500= SV x 200 ---> SV= 24500 : 200 = 122,5 ml is het slagvolume. Dat was 70 ml. Een verschil van 52,5 ml. Dat is meer dan de helft extra. 
Dan nog % verandering berekenen: 52,5/ 70 x 100 = 75% extra  --> antwoord D
Bij open vragen:
BIJ BEREKENINGEN ALTIJD DE EENHEID NOTEREN!!!

Slide 24 - Slide

Grafieken tekenen
Je doet een onderzoek naar de invloed van verschillende zoutconcentraties in het milieu op de hartslagfrequentie van een watervlo. Je moet een grafiek tekenen. Hoe ziet deze eruit? 


Slide 25 - Slide

Grafieken tekenen
Op de X-as komt dan de zoutconcentratie (je stopt namelijk de watervlo in vooraf bepaalde zoutconcentraties), op de Y-as komt de hartslagfrequentie (deze wil je onderzoeken/ meten).
Samengevat:
X-as: wat je weet (onafhankelijke variabele)
Y-as: wat je meet (afhankelijke variabele)

LET OP: zorg dat je de assen ook benoemt, inclusief grootheid (zoals tijd) en eenheid (zoals minuten). Zorg ook voor een mooie schaalverdeling. Teken de meetpunten én de grafieklijn, meestal een vloeiende lijn waar je geen liniaal voor gebruikt! Laat de lijn alleen door het 0,0 punt (de oorsprong) gaan als dat logisch is en uit de gegevens blijkt! Zorg voor een legenda.

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide