20. De leerling kan aan de hand van voorbeelden uitleggen dat de situatie - van degenen die de Holocaust hadden overleefd - in Nederland/Europa alles behalve rooskleurig was.
21. De leerling is in staat zijn/haar mening te geven (onderbouwd met argumenten) over de manier waarop er door de Europese overheden kort na de bevrijding met bepaalde joden werd omgegaan.
22. De leerling kan zowel vanuit zionistisch- als vanuit Arabisch-Palestijns perspectief beschrijven wat er zich heeft afgespeeld tussen 29 november 1947 en 15 mei 1948.
23. De leerling kan uitleggen dat het Arabisch-antisemitisme een seculier karakter heeft maar dat de oorzaak van het probleem uiteindelijk van religieuze aard is.
24. De leerling kan uitleggen waarom de positie van de Britten in het mandaatgebied uiteindelijk onhoudbaar was.
25. De leerling kan aan de hand van het Israëlisch-Palestijns conflict op genuanceerde wijze uitleggen dat religieuze overtuigingen destructieve gevolgen kunnen hebben.