This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slide.
Items in this lesson
Quiz Hoofdstuk 3 Parlementaire Democratie
Slide 1 - Slide
Nederland is een parlementaire democratie. Welk kenmerk past niet bij een parlementaire democratie?
A
Er zijn grondrechten, zoals iedereen is gelijk.
B
De politieke macht ligt bij het parlement.
C
De regering beslist of een wet wordt aangenomen.
D
Er zijn vrije en geheime verkiezingen.
Slide 2 - Quiz
Nederland kent sinds 1848 een parlementaire democratie. Wie of wat bepaalt uiteindelijk of een wet wordt goedgekeurd
A
de regering
B
het kabinet
C
de koning
D
het parlement
Slide 3 - Quiz
Waar is GEEN sprake van in een autoritair regime?
A
Censuur
B
Verkiezingsfraude
C
Verbod op oppositie partijen
D
Respect voor mensenrechten
Slide 4 - Quiz
1. D66 en PvdA komen beide voort uit de liberale stroming 2. D66 en PvdA zijn beide progressieve partijen
A
Beide stellingen zijn juist
B
Beide stellingen zijn onjuist
C
Stelling 1 is juist, stelling 2 is onjuist
D
Stelling 1 is onjuist, stelling 2 is juist
Slide 5 - Quiz
Na de verkiezingen van de Tweede Kamer begint de kabinetsformatie. Het kabinetsbeleid dat na kabinetsformatie ontstaat, is het resultaat van
A
Het overnemen van het verkiezingsprogramma van de partij die de meeste stemmen heeft gekregen.
B
Het sluiten van compromissen tussen de partijen die het kabinet gaan
vormen.
C
Overleg tussen alle politieke partijen in de Tweede Kamer.
D
Overleg tussen de koning en de fractieleiders van de partijen die het kabinet gaan vormen.
Slide 6 - Quiz
wat is een demissionair kabinet ?
A
een minderheidskabinet
B
een kabinet zonder koning
C
een kabinet dat is afgetreden
D
een kabinet dat is herverkozen
Slide 7 - Quiz
CONTROLERENDE TAKEN
WETGEVENDE TAKEN
Initiatiefrecht
Amendementsrecht
Interpellatierecht
Enquêterecht
Stemrecht
Slide 8 - Drag question
Een groep mensen protesteert bij de Tweede Kamer tegen de huidige euthanasiewetgeving. Bij welke fase van het proces van politieke besluitvorming hoort dit?
A
Fase 1: Invoering
B
Fase 2: Omzetting
C
Fase 3: Uitvoering
D
Fase 4: Terugkoppeling
Slide 9 - Quiz
Vanwege een wetswijziging krijgt een bijstandsgerechtigde een hogere uitkering. Bij welke fase van het proces van politieke besluitvorming hoort dit?
A
Fase 1: invoering
B
Fase 2: omzetting
C
Fase 3: uitvoering
D
Fase 4: terugkoppeling
Slide 10 - Quiz
1. Het Europees Parlement heeft evenveel macht als de Nationale Parlementen 2. De uitvoerende macht van de EU ligt bij de Europese Commissie
A
Beide stellingen zijn juist
B
Beide stellingen zijn onjuist
C
Stelling 1 is onjuist, stelling 2 is juist
D
Stelling 1 is juist, stelling 2 is onjuist
Slide 11 - Quiz
1. Intergouvernementeel is samenwerking met autonomie van lidstaten. 2. Supranationaal is wanneer landen in internationaal verband bevoegdheden overhevelen naar internationale instellingen