Waaruit, naast de nucleotides (basen), bestaat het DNA nog meer?
A
Suiker desoxyribose en een fosfaatgroep
B
Alleen een fosfaatgroep
C
Verschillende soorten vetzuren
D
Alleen een suikergroep
Slide 5 - Quiz
Paragraaf 9.3: Eitwitsynthese
Slide 6 - Slide
Lesdoelen
3.1 Je kunt beschrijven hoe eiwitsynthese plaatsvindt
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
RNA
DNA kan worden gekopieerd tot RNA --> Transcriptie (overschrijven)
RNA kan de celkern wel uit
Wat zijn de verschillen tussen RNA en DNA?
Slide 9 - Slide
stap 1: messenger RNA (m-RNA) maken
messenger RNA is een "boodschappenlijstje" Let op! m-RNA bestaat maar uit 1 streng m-RNA heeft geen thymine maar uracil (T=U) (BINAS)
Slide 10 - Slide
Wat is het voordeel van mRNA gebruiken.
Slide 11 - Slide
Stap 2: mRNA verlaat de celkern
Stap 2 mRNA verlaat de celkern
Slide 12 - Slide
Ribosomen
De afgelezen kopie heet RNA
Het RNA wordt in het ribosoom in het ruw endoplasmatisch reticiculum (eiwitfabriekje in de cel) vertaald naar het juiste eiwit.
Slide 13 - Slide
codon
codon
codon
codon
codon
codon
codon
codon
codon
RNA-polymerase maakt een RNA-streng: een kopie van het gen voor het hormoon oestrogeen.
Welke aminozuren coderen voor deze codons?
Waar kan je dat vinden? (Binas 71G)
vormen samen een polypeptide (oftewel een eiwit, in dit geval het hormoon oestrogeen)
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Video
Stap 3: Translatie (vertaling)
Slide 16 - Slide
Letters mRNA: CODON
AUG = startcodon
UGA = stopcodon
Slide 17 - Slide
Coderende streng en Matrijsstreng
.
Coderend: ATTACCGGA
Matrijs: TAATGGCCT
mRNA: AUUACCGGA
Leesrichting matrijsstreng 3'--> 5'
Transcriptie/translatie van 5' --> 3'
Slide 18 - Slide
OEFENING:
Welke aminozuren worden gecodeerd door dit stuk DNA?
DNA:
ATGACTTGGCCCAGAGGATAA
Slide 19 - Slide
Welke aminozuren worden gecodeerd door dit stuk DNA?
DNA:
ATGACTTGGCCCAGAGGAUAA
1) Noteer de code van het mRNA
2) Zoek op in het schema van de genetische code op welke aminozuren worden ingebouwd in het eiwit?
Slide 20 - Slide
Welke aminozuren worden gecodeerd door dit stuk DNA?
DNA:
TAC.TGA.ACC.GGG.TCT.CCT.ATT
code van het mRNA:
AUG.ACU.UGG.CCC.AGA.GGA.UAA
Aminozuren:
Met.Thr.Trp.Pro.Arg.Gly.(stop)
Slide 21 - Slide
Noem drie verschillen tussen DNA en RNA.
Slide 22 - Open question
Langs een van de nucleotideketens van een DNA-molecuul wordt een RNA-molecuul gevormd. Deze keten heeft de nucleotidesequentie CGGATACGGTTA. Wat is de sequentie van nucleotiden in het RNA-molecuul dat hierlangs wordt gesynthetiseerd?
Slide 23 - Open question
In de afbeelding worden gelijktijdig meerdere RNA-moleculen gevormd. In welke richting wordt het DNA afgelezen: in de richting van A of in de richting van B? Leg je antwoord uit.
Slide 24 - Open question
Voor welk aminozuur bevat het codon ACG de code?
A
serine
B
cysteïne
C
tryptofaan
D
threonine
Slide 25 - Quiz
Welk van de onderstaande codons is geen stopcodon?