Spelling algemeen

1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 46 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Spelling
Voorbereiding toets spelling

Slide 2 - Slide

Welke onderdelen? 
§1 hoofdlettergebruik en leestekens
§2 bijvoeglijk naamwoorden
§3 meervoudsvormen
§4 verkleinwoorden








Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Vraag 34.
Deze woorden schrijf je MET een hoofdletter
Deze woorden schrijf je NIET met een hoofdletter
els
juni
duitse
kerstboom
pasen
winter

Slide 5 - Drag question

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
lente
B
Lente

Slide 6 - Quiz

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
Kerstmis
B
kerstmis

Slide 7 - Quiz

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
Volkskrant
B
volkskrant

Slide 8 - Quiz

'Veel' en 'weinig' zijn bijvoeglijk naamwoorden. Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over
A
een zelfstandig naamwoord
B
een werkwoord

Slide 9 - Quiz

Welk bijvoeglijk naamwoord is een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
De lelijke kast
B
De metalen kast
C
De grijze kast
D
De oude kast

Slide 10 - Quiz

Wat is de spellingsregel van het bijvoeglijk naamwoord?
Je schrijft het bijvoeglijk naamwoord ....

Slide 11 - Open question

Kleuren kunnen gebruikt worden als bijvoeglijke naamwoorden. Wat zijn bijvoeglijke naamwoorden?

Slide 12 - Open question

Wat is het verschil tussen een stoffelijk
bijvoeglijk naamwoord en een 'gewoon' bijvoeglijk naamwoord?

Slide 13 - Open question

Slide 14 - Video

Meervoudsvorming
A
menu's
B
menus

Slide 15 - Quiz

Wat is de meervoudsvorm van:
het museum?
A
de musea
B
de museums
C
het museums
D
oud spul

Slide 16 - Quiz

Meervoudsvorming
A
cafés
B
cafées
C
cafees

Slide 17 - Quiz

Wat is de juiste meervoudsvorm? 
Sleep het zelfst.nw naar de juiste plek. 
zn met meervoud +en
zn op +ën
zn met s eraan vast
zn met 's
orchidee

fooi
race
display
havik
amfibie
kiwi
café
zebra
fantasie

Slide 18 - Drag question

Slide 19 - Video



Noteer het verkleinwoord:

baby

Slide 20 - Open question



Noteer het verkleinwoord:

auto

Slide 21 - Open question



Noteer het verkleinwoord:

ketting

Slide 22 - Open question

Ik begrijp de algemene spelling helemaal!
😒🙁😐🙂😃

Slide 23 - Poll