Spelling week 3

Spelling week 3
meervoudsvormen
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 4

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Spelling week 3
meervoudsvormen

Slide 1 - Slide

Lesdoel
-student kent de meervoudsvormen
-student oefent met meervoudsvormen

Slide 2 - Slide

meervoud znw
en (boek - boeken; olifant – olifanten)
- s (computer - computers; tafel – tafels)
 1. Extra ‘e’ of niet? 
 De regel is: wanneer de klemtoon (van het woord dat eindigt op ‘ee’ of op ‘ie’) op de laatste lettergreep valt, komt er in het meervoud een extra ’e’ bij.
- idee – ideeën (de klemtoon valt op het ‘dee’, dus een extra ‘e’)
- provincie – provinciën (de klemtoon valt op ‘vin’, dus geen extra ‘e’)

Slide 3 - Slide

2. ‘s of de s vast? 
Wanneer het tot spraakverwarring leidt, schrijven we in het meervoud de ‘s’ niet vast aan het woord wanneer dat tot spraakverwarring leidt: - radio’s en oma’s (omdat je radios en omas anders uitspreekt) - cadeaus en recepties (deze woorden leveren geen uitspraakproblemen op)


3. klankverandering 
Er zijn ook woorden die in het meervoud een klankverandering of medeklinkerverandering krijgen: - museum – musea, politicus – politici - laars – laarzen, proef – proeven 

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Welke meervoudsregel hoort erbij?



bikini
A
meervoud op -en
B
meervoud op -s
C
meervoud op -'s

Slide 6 - Quiz

Welke meervoudsregel hoort erbij?



bijles
A
meervoud op -en
B
meervoud op -s
C
meervoud op -'s

Slide 7 - Quiz

Meervoud van
datum
A
data
B
datums
C
data's
D
Heeft geen meervoud

Slide 8 - Quiz

Welke meervoudsregel hoort erbij?



aardbei
A
meervoud op -en
B
meervoud op -s
C
meervoud op -'s

Slide 9 - Quiz

Welke meervoudsregel hoort erbij?



camera
A
meervoud op -en
B
meervoud op -s
C
meervoud op -'s

Slide 10 - Quiz

Welke meervoudsregel hoort erbij?



vrachtauto
A
meervoud op -en
B
meervoud op -s
C
meervoud op -'s

Slide 11 - Quiz

Welke meervoudsregel hoort erbij?



huissleutel
A
meervoud op -en
B
meervoud op -s
C
meervoud op -'s

Slide 12 - Quiz

plumeau
meervoud=
A
plumeaus
B
plumeau's

Slide 13 - Quiz

baby
meervoud=
A
babys
B
baby's

Slide 14 - Quiz

Meervoud avontuur
A
avontuuren
B
avonturen

Slide 15 - Quiz

douane
meervoud =
A
douanes
B
douane's

Slide 16 - Quiz

Meervoud- monnik
A
Monniken
B
Monnikken

Slide 17 - Quiz

Welke meervoudsregel hoort erbij?



zebra
A
meervoud op -en
B
meervoud op -s
C
meervoud op -'s

Slide 18 - Quiz

Welke meervoudsregel hoort erbij?



reparatie
A
meervoud op -en
B
meervoud op -s
C
meervoud op -'s

Slide 19 - Quiz

Meervoud van porie
A
poriën
B
porieën
C
pories
D
geen meervoud

Slide 20 - Quiz

meervoud van kalf
A
kalfen
B
kalven
C
kalveren
D
heeft geen meervoud

Slide 21 - Quiz

Meervoud- etui
A
Etui's
B
Etuis

Slide 22 - Quiz

Meervoud- niveau
A
Niveaus
B
Niveau's

Slide 23 - Quiz

auto
meervoud =
A
auto's
B
autos

Slide 24 - Quiz

meervoud: gorilla
A
gorillas
B
gorilla's

Slide 25 - Quiz

Welk meervoud hoort hierbij?


melodie
A
meervoud op -en
B
meervoud op -n met op de e een trema
C
meervoud op -ën
D
Geen meervoud

Slide 26 - Quiz

Welk meervoud hoort hierbij?


kolonie
A
meervoud op -n met op de e een trema
B
meervoud op -s
C
meervoud op -'s
D
Meervoud op -ën

Slide 27 - Quiz