Vrije tijd - kompasklas

Welke dag is het vandaag?
Datum?
1 / 39
next
Slide 1: Slide
NT2Buitengewoon secundair onderwijs

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Welke dag is het vandaag?
Datum?

Slide 1 - Slide

Donderdag 28 november 

Slide 2 - Slide

Hoe voel je je?
😒🙁😐🙂😃

Slide 3 - Poll

Welk vak is het nu?

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Neem een papier, een pen en een iPad
timer
4:00

Slide 6 - Slide

Dit ga je doen.
  1. vertellen over de dag.
  2. goede zinnen maken.
  3. nieuwe woorden oefenen.
  4. goede zinnen schrijven.

Slide 7 - Slide

Dagen van de week?

Slide 8 - Mind map

vrijdag, ......., zondag
A
vrijdag
B
zaterdag
C
maandag
D
dinsdag

Slide 9 - Quiz

woensdag, ......., vrijdag
A
maandag
B
dinsdag
C
donderdag
D
zondag

Slide 10 - Quiz

dinsdag, ......, donderdag.

Slide 11 - Open question

zaterdag, ......, maandag .

Slide 12 - Open question

vrijdag, ......, maandag.

Slide 13 - Open question

vrijdag en zaterdag is het weekend.
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quiz

Wat is dit? 

Slide 15 - Slide

boksen
zingen
dansen
lezen
bidden
voetballen
zwemmen

Slide 16 - Drag question

shoppen
koken
slapen
cricket spelen
naar school gaan
tennissen
eten

Slide 17 - Drag question

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

Welke woorden
hoor je?

Slide 20 - Open question

Wie gaat dit weekend winkelen?

Slide 21 - Open question

Wat gaat Nina dit weekend doen?

Slide 22 - Open question

Slide 23 - Video

winkelen
A
B
C

Slide 24 - Quiz

huiswerk maken
A
B
C

Slide 25 - Quiz

Wat ga jij dit weekend doen?
A
B
C

Slide 26 - Quiz

Nu jij!

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Ik ga ...

Slide 29 - Slide

Ik ga ...

Slide 30 - Slide

Ik ga ...

Slide 31 - Slide

Ik ga ...

Slide 32 - Slide

Ik ga ...

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Ik ga boodschappen doen met...

Slide 35 - Slide

Ik ga ...

Slide 36 - Slide

Ik ga ...

Slide 37 - Slide

Ik ga ...

Slide 38 - Slide

TAAK: wat doe jij op ... ?
1. SCHRIJF 10 tot 15 goede zinnen.

2. SCHRIJF ook:
--> wanneer doe je dit? (vandaag, morgen, zaterdag ...)
--> hoe laat doe je dit? (om 10 uur, om half negen ...)
--> waar doe je dit? (in Leuven, in de fitness, in de winkel ...)
--> met wie doe je dit? (met mijn vrienden, met mijn broer ...)

Slide 39 - Slide