13/12: argumentatiestructuren

Welkom!

Pak alvast: Nieuw Nederlands en Oeroeg
Laptops blijven dicht
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom!

Pak alvast: Nieuw Nederlands en Oeroeg
Laptops blijven dicht

Slide 1 - Slide

Deze les
Opdracht Oeroeg
Herhaling vorige les
6.2: argumentatiestructuren: uitleg + opdrachten


Slide 2 - Slide

Lesdoelen
Aan het eind van de les
... weet je welke argumentatiestructuren er zijn;
... kan je argumenten in een argumentatiestructuur plaatsen.

Slide 3 - Slide

Opdracht
Zie Classroom > Schoolwerk > Literatuur > Opdracht 2 Oeroeg
Samen maken, noteer jullie namen

Slide 4 - Slide

Het zal mij verbazen als dit jaar de carnavalsoptocht in De Bosch doorgaat. [Er wordt namelijk een erg harde wind voorspeld.]
A
Standpunt
B
Argument

Slide 5 - Quiz

Feitelijk of waarderend?

De kans is erg klein dat je iets wint bij de Postcodeloterij. Je kunt er beter niet aan deelnemen.


A
feitelijk
B
waarderend

Slide 6 - Quiz

Feitelijk of waarderend?

Je wordt er toch beroerd van als je die heftige berichten over ontgroeningen leest. Ze moeten het ontgroenen gewoon helemaal verbieden.
A
feitelijk
B
waarderend

Slide 7 - Quiz

Ik wil niet meer naar Italië op vakantie (standpunt), want je kunt er in restaurants nauwelijks vegetarische gerechten krijgen (argument).

Reactie: "Wat een onzin: de Italiaanse keuken is juist beroemd om zijn groente- en kaasschotels."

Weerlegging of tegenargument?

Slide 8 - Slide

Wat een onzin: de Italiaanse keuken is juist beroemd om zijn groente- en kaasschotels.
A
weerlegging
B
tegenargument

Slide 9 - Quiz

Het ontkracht het argument dat er nauwelijks vegetarische gerechten te krijgen zijn in restaurants.

Het is dus een weerlegging.

Slide 10 - Slide

Argumentatiestructuur
Een argumentatiestructuur is een schema waarin je duidelijk maakt op welke manier argumenten met elkaar en met het standpunt samenhangen. 

Slide 11 - Slide

Argumentatiestructuren
  • Enkelvoudige argumentatie = één standpunt en één argument
  • Onderschikkende argumentatie = een argument wordt ondersteund door één of meer subargumenten (=ketenargumentatie)
  • Nevenschikkende argumentatie = twee of meer argumenten ondersteunen gezamenlijk het standpunt (afhankelijk en onafhankelijk)


Slide 12 - Slide

Enkelvoudige argumentatie 
Eén argument bij een standpunt

Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.
want

Slide 13 - Slide

Onderschikkende argumentatie
 Een gebruikt argument wordt door een ander argument ondersteund
Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.
Het is slecht voor je lever.
want
want

Slide 14 - Slide

Onderschikkende argumentatie
  • Je geeft niet alleen het argument, maar vertelt ook nog eens extra waarom dat argument klopt: 
  • Dus een argument voor een argument (Je noemt dit een subargument of een onderbouwing). 


Slide 15 - Slide

Nevenschikkende argumentatie
Onafhankelijk: ieder argument is op zich een zelfstandig argument voor het standpunt

Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.
Het is gevaarlijk in het verkeer.

Slide 16 - Slide

Nevenschikkende argumentatie
Afhankelijk: argumenten hebben elkaar nodig om het standpunt te ondersteunen. 
De argumenten werken alleen in combinatie met elkaar; los van elkaar ondersteunen ze het standpunt niet.

Slide 17 - Slide

Ik vond de vakantie verschrikkelijk.
De zon scheen constant.
Ik kan niet lang in de zon zitten.

Slide 18 - Slide

Argumentatiestructuren
Combinatie van argumentaties 
Leerlingen moeten hun huiswerk onder begeleiding in groepjes op school kunnen maken.
Leerlingen zullen dan hogere cijfers gaan halen.
Leerlingen leren dan goed samen te werken.
Leerlingen worden op school niet zo snel afgeleid als thuis.
Leerlingen kunnen dan uitleg krijgen op het moment dat ze vastlopen.
Leerlingen mogen bij de huiswerkbegeleiding niet bellen, appen, twitteren etc.

Slide 19 - Slide

Argumentatiestructuren
Standpunt: Het festival van afgelopen weekend was niet leuk.

Schrijf de argumentatiestructuur op:
  • Het regende drie dagen onafgebroken. 
  • Een flesje water kostte bijvoorbeeld 5 euro.
  • Het vliegtuig had vertraging. 
  • Het was erg duur. 
  • De hoofdact kwam niet opdagen. 

Slide 20 - Slide

Argumentatiestructuren
Het festival van afgelopen weekend was niet leuk.
Het vliegtuig had vertraging. 
Het was erg duur. 
De hoofdact kwam niet opdagen.
Een flesje water kostte bijv. 5 euro. 
Het regende drie dagen onafgebroken.

Slide 21 - Slide

Argumentatiestructuren
Jongens en meisjes kunnen op de middelbare school beter gescheiden les krijgen.

Slide 22 - Slide

Zet in een argumentatiestructuur
Standpunt: Jongens en meisjes kunnen op de middelbare school beter gescheiden les krijgen.

a. Jongens en meisjes leiden elkaar af.
b. Jongens en meisjes moeten op verschillende manieren de lesstof gepresenteerd krijgen.
c. Jongens vinden school niet zo belangrijk als meisjes.
d. Jongens willen meer doen met de handen dan meisjes.
e. Jongens zijn met een zes al tevreden en meisjes niet.
f. Meisjes halen hogere cijfers dan jongens op proefwerken.
g. Meisjes willen meer leren dan jongens.
h. Meisjes worden eerder volwassen dan jongens.
i. Meisjes zijn verder in hun geestelijke ontwikkeling dan jongens.

Slide 23 - Slide

Argumentatiestructuren
Jongens en meisjes kunnen op de middelbare school beter gescheiden les krijgen.
Jongens vinden school niet zo belangrijk als meisjes. (c)
Jongens en meisjes leiden elkaar af. (a)
Jongens en meisjes moeten op een verschillende manier de lesstof gepresenteerd krijgen. (b)
Jongens zijn met een zes al tevreden en meisjes niet. (e)
Jongens willen meer doen met de handen dan meisjes. (d)
Meisjes willen meer leren dan jongens. (g)
Meisjes halen hogere cijfers dan jongens op proefwerken. (f)
Meisjes zijn verder in hun geestelijke ontwikkeling dan jongens. (i)
Meisjes worden eerder volwassen dan jongens. (h)

Slide 24 - Slide

Oefenen
  • Online methode (dan kan je het direct checken)
  • Kan ook met het boek vanaf blz. 197 (6.2)
  • Herhaling van vorig jaar, dus oefen zo veel als nodig is voor jou!

Slide 25 - Slide

Toetsstof
H1 Basis: paragraaf 7+8;
H6 Argumenteren: paragraaf 1 t/m 4

Argumenteren (en betrouwbaarheid van bronnen)

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Link

Slide 28 - Link