les 9: chapitre 1: grammaire H, het bezittelijk vnw

1 / 11
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 11 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Qu'est-ce qu'on va faire?
- vrijwillig MO
- Grammaire H (30 min)

Slide 2 - Slide

Grammaire H
Het bezittelijk voornaamwoord

Slide 3 - Slide

Het bezittelijk voornaamwoord
- Noem een voorbeeld in het Nederlands....
- In het Frans past het bezittelijk voornaamwoord zich aan het ZELFSTANDIG NAAMWOORD en dus niet aan het onderwerp.




Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Let op!!! 1/2
- Begint het zelfstandig naamwoord met een klinker/stomme h? --> dan gebruik je altijd de mannelijke vorm

exemple: 
Nora is mijn vriendin = Nora est ma copine
Nora is mijn vriendin = Nora est mon amie.

Slide 6 - Slide

Let op!!! 2/2
  • Omdat je naar de vorm van het ZELFST. NW. kijkt en niet naar het onderwerp, kan je dus niet weten of de 'eigenaar' een jongen of een meisje is bij son/sa/ses. 
  • Son en Sa betekenen allebei zijn/haar. Het is dus NIET zo dat son "zijn" betekent en sa "haar". Son kan net zo goed "haar" betekenen, omdat het bez.vnw zich niet aanpast aan het onderwerp, maar aan het zelfst.nw


C'est la maison de Claire - C'est sa maison
C'est la maison de Bart - C'est sa maison. 

Nora heeft haar boek - Nora a son livre.
Bart heeft haar boek - Bart a son livre.
Piet heeft zijn boek - Piet a son livre

Slide 7 - Slide

Exercice (5 min)
Zet de juiste vorm van het bez.vnw in de zin. Bij de laatste zin moet je de zin vertalen.

1. Elle a donné _____ (haar) argent à moi.
2. J'ai trouvé ______ (mijn) livres.
3. _______(uw) voiture est rouge.
4. _______(onze) maisons sont grandes!
5. Ik heb mijn pen gegeven. (Let op!! grammaire D + H) = 

Slide 8 - Slide

Exercice (5 min)
Zet de juiste vorm van het bez.vnw in de zin. Bij de laatste zin moet je de zin vertalen.

1. Elle a donné ___son__ (haar) argent à moi.
2. J'ai trouvé ___mes___ (mijn) livres.
3. ___votre____(uw) voiture est rouge.
4. ___nos____(onze) maisons sont grandes!
5. Ik heb mijn pen gegeven. (Let op!! grammaire D + H) = 
j'ai donné mon stylo

Slide 9 - Slide

Vul de juiste vorm in van het bijv.nw
1. (mijn) ____ livre . = 
2. (zijn) ____ voiture . = 
3. (jouw)____chiens . = 
4. Claire est ____(mijn) amie. = 
5. Juliette, C'est _____(jouw) stylo? = 
6. Nous allons faire _____ (onze) devoirs. = 

Slide 10 - Slide

Vul de juiste vorm in van het bijv.nw
1. (mijn) ____ livre . = mon livre
2. (zijn) ____ voiture . = sa voiture
3. (jouw)____chiens . = tes chiens
4. Claire est ____(mijn) amie. = mon amie
5. Juliette, C'est _____(jouw) stylo? =  ton stylo
6. Nous allons faire _____ (onze) devoirs. = nos devoirs

Slide 11 - Slide