Fictie blok 2 2KT

Blok 2 - Fictie
2KT
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Blok 2 - Fictie
2KT

Slide 1 - Slide

Theorie (verhaalsoorten)
Voorbeelden:
  • Fantasy (= hierin komen verzonnen wezens voor)
  • Sciencefiction (= spelen zich af in de ruimte of in een andere tijd, meestal de toekomst)
  • Thriller (= een spannend verhaal met nadruk op gevaar)
  • Detective (= de hoofdpersoon lost een misdrijf door speurwerk op)

Slide 2 - Slide

Welk verhaalsoort hoort bij de pictogram?

Slide 3 - Open question

Welk verhaalsoort hoort bij het pictogram?

Slide 4 - Open question

Welk verhaalsoort hoort bij het pictogram?

Slide 5 - Open question

Welk verhaalsoort hoort bij het pictogram?
A
humor
B
sport
C
oorlog en verzet
D
romantiek

Slide 6 - Quiz

Welk verhaalsoort hoort bij het pictogram?
A
humor
B
sport
C
oorlog en verzet
D
romantiek

Slide 7 - Quiz

Welk verhaalsoort hoort bij het pictogram?
A
humor
B
sport
C
oorlog en verzet
D
romantiek

Slide 8 - Quiz

Welk verhaalsoort hoort bij het pictogram?
A
humor
B
sport
C
oorlog en verzet
D
romantiek

Slide 9 - Quiz

1. Zoek de kaft van een gelezen boek op Google.
2. Sla de foto op en plaats hem in LessonUp.
3. Beschrijf eronder jouw leeservaring en gebruik twee
beoordelingswoorden ------------------------------------------------>

Slide 10 - Open question

Theorie (gedichten)
Kenmerken:
  • verdeeld in versregels
  • regels zijn verdeeld in strofes
  • komt soms rijm in voor

Dichters gebruiken bijzonder taalgebruik:
  • herhaling (= vaker dezelfde woorden gebruiken, maar steeds nét iets anders)
  • opsomming (= dingen op een rij gezet of na elkaar opgenoemd)
  • tegenstelling (= dingen worden tegenover elkaar gezet, waardoor de verschillen opvallen)
  • overdrijving (= iets wordt erger of groter gemaakt dan het in werkelijkheid is)

Slide 11 - Slide

1. Zoek een songtekst van een Nederlands liedje
2. Kopieer de tekst hier in LessonUp
3. Bepaal voor jezelf welk bijzonder taalgebruik
de artiest gebruikt

Slide 12 - Open question

En nu werken jullie!
Blok 1
Fictie

Slide 13 - Slide