2VM over taal hoofdstuk 6

2VM
Nederlands
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 12 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

2VM
Nederlands

Slide 1 - Slide

Fictieopdracht
In periode 4 moet je weer een fictieopdracht inleveren (morgen uitleg)

Zoek alvast een C- of D-boek om te lezen in de mediatheek, bibliotheek (online reserveren of e-book) of bestel een boek bij de (online) boekhandel.

Slide 2 - Slide

Over taal hoofdstuk 6
  • Woorden uit de media
  • Taalverandering 

Slide 3 - Slide

Taalverandering
Het Nederlands van nu is anders dan het Nederlands van een eeuw geleden. Vroeger kende het Nederlands bijvoorbeeld net zo veel naamvallen als het Duits. Je ziet dat nog in sommige vaste woordgroepen, zoals:

  • heer des huizes, plek des onheils
  • Koninkrijk der Nederlanden, in naam der wet
  • op den duur, uit den boze

Ook waren er meer klankveranderende werkwoorden. Zo zei je niet ik lachte, maar ik loech. En niet ik bakte, maar hij biek.

Slide 4 - Slide

Taalverandering
Deze taalverandering gebeurt vanzelf. Zo blijft de taal passen bij de wereld waarin je leeft. Woorden verdwijnen en er komen nieuwe woorden bij.

Woorden verdwijnen uit de taal als je ze niet meer gebruikt. Dat kan verschillende oorzaken hebben:
  • Sommige woorden verwijzen naar dingen die je niet meer kent, zoals porder. Dat was iemand die langs de huizen ging om de mensen wakker te maken toen er nog geen wekkers waren.
  • Sommige woorden raken uit de mode. Je opa vond iets mieters, je vader zei misschien gaaf of cool en waarschijnlijk zeg je zelf inmiddels weer iets anders.

Slide 5 - Slide

Taalverandering
Nieuwe woorden komen op verschillende manieren in de taal:

  • Nieuwe uitvindingen krijgen nieuwe benamingen. Twitteren bestond twintig jaar geleden nog niet.
  • Soms neemt het Nederlands woorden over uit andere talen. Voorbeelden van zulke leenwoorden zijn internet (uit het Engels), bureau (uit het Frans), sowieso (uit het Duits) en alcohol (uit het Arabisch).
  • In het Nederlands kun je nieuwe woorden maken door bestaande woorden samen te voegen tot een samenstelling, zoals wildbreien en plofkip.

Slide 6 - Slide

Taalverandering
Soms kan de betekenis van een woord in de loop der tijd veranderen. 
Vroeger betekende stout bijvoorbeeld niet ‘ondeugend’, maar ‘dapper’. En bij surfen denk je waarschijnlijk eerst aan internetten en pas later aan de watersport.

Slide 7 - Slide

Opdracht 4
Raad de betekenis van de volgende woorden. Zoek de betekenis online op. Zaten we een beetje in de buurt?

ijlebenen
  • snel lopen

anerie
  • stommiteit, domheid

Slide 8 - Slide

Opdracht 4
Raad de betekenis van de volgende woorden. Zoek de betekenis online op. Zaten we een beetje in de buurt?

knuren
  • luieren

kargadoor
  • iemand die zware karren over hoge bruggen hielp duwen

Slide 9 - Slide

Opdracht 4
Raad de betekenis van de volgende woorden. Zoek de betekenis online op. Zaten we een beetje in de buurt?

ladelichter
  • dief, oplichter

zemelaar
  • zeurpiet

Slide 10 - Slide

Zelfstandig werken
Over taal hoofdstuk 6

Maken opdracht 2 t/m 5


Slide 11 - Slide

PW over taal 4 t/m 6
Woensdag 31 maart

Leren: woordenlijst (classroom) over taal hfst. 4 t/m 6
Alle behandelde theorie in over taal 4 t/m 6 (bekijk de LessonUp's nog een keer)

Slide 12 - Slide