1VE Ch3 Oefenen PW

1HV - PW Oefentoets
1 / 42
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

1HV - PW Oefentoets

Slide 1 - Slide

PW Chapitre 3
- Alle woordjes
- Alle zinnen
- Het Franse cijfersysteem (Nederlandse cijfer x2)
- Bron D: grammatica (het werkwoord "être")
- Bron H: grammatica (het bezittelijk voornaamwoord)

Slide 2 - Slide

1VE Toets voorbereiding

  • 15 minuten: overhoring in LessonUp over grammatica
  • Daarna: oefentoets maken in Grandes Lignes online

Slide 3 - Slide

Programme
Voorbereiding op PW
  • Informatie PW + herhaling Grammatica
  • Oefentoetsje voor PW
  • 4e uur: nakijken Ch4 + nieuw hw maken

Slide 4 - Slide

Oefentoets
     Succes!

Slide 5 - Slide

Grammatica
Het werkwoord zijn / être

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Sleepvraag
Koppel de juiste vorm van "être" aan het juiste onderwerp

Slide 8 - Slide

je/j'
tu
il / elle / on
nous
vous
ils/elles
sont
es
sommes
êtes
suis
est

Slide 9 - Drag question

Tu _________ en cinquième.

Slide 10 - Open question

Isabelle _____ nouvelle.

Slide 11 - Open question

Nous ________ enthousiastes.

Slide 12 - Open question

Ils _________ à Rossum

Slide 13 - Open question

C' ________ super!

Slide 14 - Open question

Je _______ à Paris.

Slide 15 - Open question

Het bezittelijk voornaamwoord
CH3 - Bron H

Slide 16 - Slide

Wat is in het Nederlands een bezittelijk voornaamwoord?
A
werken/spelen/eten
B
ik/jij/hij/zij
C
mijn/jouw/onze
D
mooi/leuk/grappig

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Slide

Attention!
Het is zijn zus --> C'est sa soeur.
Het is haar zus --> C'est sa soeur.

Het is zijn broer --> C'est son frère.
Het is haar broer --> C'est son frère.

Slide 19 - Slide

votre/vos
ton/ta/tes
notre/nos
mon/ma/mes
leur/leurs
son/sa/ses
mijn
jouw
zijn/haar
ons/onze
jullie/uw
hun

Slide 20 - Drag question

Voor we starten:
Wie weet het nog...
Hoe kun je zien dat een woord in het meervoud staat?

Slide 21 - Slide

Voor we starten:
Wie weet het nog...
Hoe kun je zien dat een woord in het meervoud staat?

le prof (de leraar) - les profs (de leraren)

Slide 22 - Slide

Mannelijk / vrouwelijk
Hoe herken je een mannelijk woord?
--> Aan un/le (te zien in je woordenlijst).

Hoe herken je een vrouwelijk woord?
--> Aan ....................................

Slide 23 - Slide

Mannelijk/vrouwelijk
Hoe herken je een mannelijk woord?
--> Aan un/le (te zien in je woordenlijst).


Hoe herken je een vrouwelijk woord?
--> Aan une/la (te zien in je woordenlijst).

Slide 24 - Slide

Vul de juiste vorm in:
(Haar) ________ chiens s'appelent Bruno et Max.

Slide 25 - Open question

Uitleg
chiens (honden) = meervoud
Daarom kies je voor "ses". 

Slide 26 - Slide

Anne est dans (mijn) ___________ classe.

Slide 27 - Open question

Uitleg
Bij Voca A heb je geleerd: "la classe". 
Classe is dus een vrouwelijk woord.
Je kiest dan voor "ma". 

Slide 28 - Slide

Vul in:
Le français et la biologie sont (mijn) __________ matières préférées.

Slide 29 - Open question

Uitleg
In Voca A heb je geleerd dat "matières" betekent: vakken.
Matières is meervoud.
Je kiest dus voor "mes".

Slide 30 - Slide

(Jouw) _________ école est grande.

Slide 31 - Open question

Uitleg
Je hebt geleerd: école (school) is vrouwelijk.
Je zou dus verwachten: "ta", want dat is de vrouwelijk vorm.

Maar: let op! Je krijgt hier anders klinkerbotsing: ma école.
Daarom kies je daar voor de mannelijke vorm: mon école.
Deze uitzondering staat ook in je boek.

Belangrijk: dit geldt alleen voor ma/ta/sa, niet voor notre/votre/leur! Daar is er namelijk geen verschil tussen de mannelijke en vrouwelijk vorm.

Slide 32 - Slide

(Hun) __________ profs s'appellent Henk et Peter.

Slide 33 - Open question

Uitleg
profs (docenten)  = meervoud

Je kiest dus voor "leurs". 

Slide 34 - Slide

(Onze) _________ cantine est très grande.

Slide 35 - Open question

Uitleg
Cantine (kantine) is vrouwelijk enkelvoud.

Daar hoort de vorm "notre" bij.

Slide 36 - Slide

Elle a une trousse. C'est (haar) _______ trousse.

Slide 37 - Open question

Uitleg
Stel: je weet niet of trousse (etui) mannelijk of vrouwelijk is.
Hint: Je kunt dit ook zien aan het onbepaald lidwoord dat gebruikt wordt: "un" voor mannelijk, "une" voor vrouwelijk.

Hier staat er "une trousse". Je weet nu dus dat het vrouwelijk is.
Je kiest dus voor: sa trousse.

Slide 38 - Slide

(Zijn) _________ parents sont à la maison.

Slide 39 - Open question

Uitleg
Parents (ouders) is meervoud.

Je kiest dus voor de meervoudsvorm: "ses".

Slide 40 - Slide

 Maak de oefentoets
Ga naar SOM > Leermiddelen > Frans > FLEX.
Klik op Chapitre 3.
Aan de rechterkant onder het boekje staat "Oefentoets".

Klaar met de oefentoets? Klik op "Resultaat per vraag" om je toets te analyseren.
Daarna kun je verder leren.

Slide 41 - Slide

Einde van de oefentoets
Woensdag 17 februari (volgende les): online PW

Nu huiswerk maken: 
1HV5: 
maken ex. 9 (CH4)
voorbereiden / leren: Bron D & H van CH3



Slide 42 - Slide