klas 1A woorden 2.5 en 3.5

klas 1A woorden 2.5 en 3.5
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

klas 1A woorden 2.5 en 3.5

Slide 1 - Slide

vanzelf
A
kennis
B
zonder hulp
C
ontspannen
D
de hele tijd

Slide 2 - Quiz

in vervulling gaan
A
werkelijkheid worden, echt gebeuren
B
voelen dat je bij elkaar hoort
C
altijd
D
fijn vinden dat een ander iets krijgt

Slide 3 - Quiz

relaxed
A
blij
B
het gaat allemaal goed
C
ontspannen
D
altijd

Slide 4 - Quiz

diverse
A
variatie
B
allerlei, verschillende andere
C
regelmatig met een vast ritme
D
bijzonder

Slide 5 - Quiz

uniek
A
op de beste manier
B
krijgen
C
iemand die je kent
D
enig in zijn soort, bijzonder

Slide 6 - Quiz

ontvangen
A
krijgen
B
op de beste manier
C
zonder zorgen
D
bijzonder

Slide 7 - Quiz

de variant
A
iets nemen zoals het is
B
de delen waar je een gerecht mee maakt
C
variatie, andere vorm of manier
D
zonder zorgen

Slide 8 - Quiz

diverse
A
op de beste manier
B
dat wat je weet
C
vrienden worden met iemand
D
allerlei, verschillende andere

Slide 9 - Quiz

optimaal
A
op de beste manier
B
geen goede manier
C
half werk afleveren
D
zonder zorgen

Slide 10 - Quiz

extreem
A
een moeilijke taak
B
eng
C
buitengewoon, tot het uiterste
D
graag willen dat iets gebeurt

Slide 11 - Quiz

inspireren
A
een bijzondere prestatie
B
eng
C
hoe je iets gaat doen
D
mensen enthousiast maken

Slide 12 - Quiz

de faalangst
A
de stemming , hoe het voelt om er te zijn
B
angst om fouten te maken waardoor je minder presteert
C
de moeite
D
onrustig

Slide 13 - Quiz

de neiging hebben om
A
iets steeds doen, zonder het te beseffen
B
zenuwachtig
C
nerveus
D
onrustig

Slide 14 - Quiz

de oorzaak
A
de moeite
B
eng
C
het vraagt veel inspanning
D
de reden waarom iets gebeurt

Slide 15 - Quiz

Wat is de tegenstelling van geven?
A
aankomen
B
nemen
C
niet geven
D
aannemen

Slide 16 - Quiz

de inspanning
A
de moeite
B
nerveus
C
het vraagt veel inspanning
D
zonder besef

Slide 17 - Quiz

de dreiging
A
de moeite
B
de reden waarom iets gebeurt
C
het gevaar dat misschien komt
D
zonder besef

Slide 18 - Quiz

onvoorspelbaar
A
hoe je iets gaat doen
B
graag willen dat iets gebeurt
C
zo dat je niet kunt raden wat er gaat gebeuren
D
een resultaat behalen

Slide 19 - Quiz

opvallend
A
dapper
B
een moeilijke taak
C
graag willen dat iets gebeurt
D
wat de aandacht trekt

Slide 20 - Quiz

Wat zijn : synoniemen?
A
woorden met dezelfde betekenis, maar je schrijft ze anders
B
een moeilijke taak
C
verschillende andere woorden
D
iets krijgen

Slide 21 - Quiz

met regelmaat
A
verschillende andere
B
regelmatig, met een vast ritme
C
iets aanvaarden
D
allerlei

Slide 22 - Quiz

onbezorgd
A
iets nadoen
B
iets bezorgen
C
zonder na te denken
D
zonder zorgen

Slide 23 - Quiz

Wat zijn synoniemen?

Slide 24 - Open question


Slide 25 - Open question