Discussie H4

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t, havo
• Leerjaar 2

2D 

                                   H4 Kijken en Luisteren Discussies

Klassikaal: video bekijken

Discussiëren

In een discussie praat je met anderen over een bepaald onderwerp of over een stelling (mening). Iedereen zegt wat hij vindt en geeft argumenten. Je kunt bij een stelling argumenten voor en argumenten tegen geven.

Discussiëren

Stelling: Dierentuinen moeten verboden worden.

Argumenten voor: Dieren moeten leven in hun eigen leefomgeving, zoals kamelen in de Savanne of pinguïns op de Zuidpool.

Argumenten tegen: Op deze manier worden de bedreigde diersoorten, zoals de ijsbeer, beschermd van uitsterven.

Een discussie kan je helpen om een mening te voren over een onderwerp. Als je de argumenten van een ander overtuigend vindt, kun je van mening veranderen.

Zo houd je een discussie

• Geef je mening en je argumenten.
• Luister naar elkaar en laat iedereen uitpraten. 
• Reageer op de argumenten van de ander.
• Blijf bij het onderwerp.

In een discussie heb je vaak een gespreksleider. De gespreksleider leidt de discussie in en zorgt dat iedereen aan het woord komt. Hij grijpt ook in als de discussie niet goed verloopt. 

 

Klassikale discussie-quiz

Ben je voor of tegen?

Stelling: Kinderen moeten een schooluniform dragen. 

Leg je mening uit met een argument. 

Ben je voor of tegen?

Stelling: Kinderen moeten betaald worden om naar school te gaan.

Leg je mening uit met een argument. 

Ben je voor of tegen?

Stelling: Telefoons moeten verboden worden op school.

Leg je mening uit met een argument. 

Ben je voor of tegen?

Stelling: Dierproeven moeten verboden worden.

Leg je mening uit met een argument. 

Ben je voor of tegen?

Stelling: Sinterklaas moet een verplichte feestdag worden

Leg je mening uit met een argument. 

Terugblik

Schrijf op wat je allemaal weet over het onderwerp: discussiëren. 

Uitleg soorten argumenten

Welk argument is beter? Waarom?

1. De natuur moet beschermd worden, want uit onderzoek blijkt dat er te veel bomen gekapt worden.

2. De natuur moet beschermd worden, anders is er straks geen zuurstof meer op aarde.

Soorten argumenten

Feitelijke argumenten zijn uitspraken waarvan de schrijver/spreker weet of denkt dat ze waar zijn. Ze zijn controleerbaar.

Bijvoorbeeld:

Ik doe liever geen eindexamen (standpunt), want als ik slaag moet ik naar een andere school (feitelijk argument).

De PVV is geen democratische partij (feitelijk argument), ik zal er dus nooit op stemmen (standpunt).

Opdracht: bedenk zelf een of meer feitelijke argumenten

Soorten argumenten

Waarderende argumenten zijn uitspraken met een waarde-oordeel: je vindt iets. Deze argumenten moet je ook onderbouwen: je vertelt waarom jij dat een goed argument vindt.

Bijvoorbeeld:

Ik doe liever geen eindexamen (standpunt), want ik kan niet goed tegen die spanning (waarderend argument).

De PVV is een racistische partij (waarderend argument), ik zal er dus nooit op stemmen (standpunt).

Opdracht: bedenk zelf een of meerdere waarderende argumenten. 

Wat voor soort argument is dit?

Ik doe liever geen eindexamen (mening), want als ik slaag moet ik naar een andere school (??? argument).

1. Feitelijk
2. Waarderend

Wat voor soort argument is dit?

Ik doe liever geen eindexamen (mening), want ik kan niet goed tegen die spanning (??? argument).

1. Feitelijk
2. Waarderend

Wat voor soort argument is dit?

Ik heb juist wel zin in het examen (mening), want ik heb echt zin in een nieuwe opleiding (??? tegenargument)

1. Feitelijk
2. Waarderend

Klassikale discussie

Stelling: Merkkleding is mooier en duurzamer dan merkloze kleding.

1. Ben je het eens of oneens met de stelling? Noteer je mening.

2. Noteer twee argumenten bij je mening (feitelijk en/of waarderend). 

Let op: bedenk ook een voorbeeld bij een van die argumenten, bijvoorbeeld of je zelf wel of geen merkkleding draagt (en waarom). 

Belangrijk: maak een aantekening!

Voor alle deelnemers geldt dat je:

- Luistert naar anderen en laat iedereen uitpraten

- Praat rustig en goed verstaanbaar

- Gebruikt duidelijke, begrijpelijke woorden

- Gebruik samengestelde zinnen met signaalwoorden/verbindingswoorden

- Spreekt krachtig en overtuigend

Wat ga je nu doen?

Jullie gaan aan de slag met stap 1 t/m 3. Geef je groepje door aan de docent.

Maandag het 6e uur krijgen jullie de tijd om jullie discussie te oefenen. Zorg dus dat je jouw rol hebt voorbereid!

Toets discussie: maandag 7e uur en donderdag 1e uur. Wanneer je aan de beurt bent, hoor je maandag het 6e uur. 

Goed om te weten: je krijgt een individueel cijfer.

Ik kan nu

deelnemen 

aan een goede discussie