This lesson contains 11 slides, with text slides and 1 video.
Lesson duration is: 20 min
Items in this lesson
Kapitel 2: Zelfstandige naamwoorden
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Video
Heute
* uitleg zelfstandige naamwoorden- je kan zelfstandig maken oef L1-9,10
Slide 3 - Slide
Lernziele
Am Ende der Stunde:
-begrijpen jullie de zelfstandige naamwoorden
- herkennen jullie het geslacht
- kunnen jullie de opdracht maken
Slide 4 - Slide
het zelfstandignaamwoord
zelfstandige naamwoorden zijn alle woorden waar je de, het of een voor kunt zetten.
In het Duits worden ze met een Großbuchstabe geschreven.
Slide 5 - Slide
Geslacht?
Der is mannelijk. bijvoorbeeld: Der Mann
Die is vrouwelijk. bijvoorbeeld Die Frau
Das is onzijdig. bijvoorbeeld Das Kind
Slide 6 - Slide
Mannelijk = Der
Mannelijk= alle woorden die van nature mannelijk zijn. Bijvoorbeeld: Der Mann, Der Stier, Der Onkel
Weet jij nog een mannelijk woord?
Slide 7 - Slide
Vrouwelijk = Die
Vrouwelijk= alle woorden die van nature ook vrouwelijk zijn.
Bijvoorbeeld: Die Frau, Die Tante, Die Kuh
weet jij nog een vrouwelijk woord?
Slide 8 - Slide
Onzijdig= Das
- Onzijdig= alle verkleinwoorden. Dus alle woorden die eindigen op -chen en -lein. Bijvoorbeeld: Het meisje- Das Mädchen of De juffrouw - Das Fräulein.
- De meeste woorden waarvan het lidwoord in het Nederlands het is. Bijvoorbeeld: Het huis- Das Haus of het schip - Das Schiff
weet jij nog een onzijdig woord?
Slide 9 - Slide
Opdracht
zus - Schwester: Der, Die of Das?
broer - Bruder: der, die of das?
kind - Kind: der, die of das?
hond - Hund: der, die of das?
brood - Brot: der, die of das?
Slide 10 - Slide
Afsluiting
Wanneer is een woord dus vrouwelijk? En wanneer onzijdig?
Wat is het verschil tussen de nederlandse zelfstandige naamwoorden en de duitse?