This lesson contains 17 slides, with interactive quiz and text slides.
Items in this lesson
Boodschappen doen
Slide 1 - Slide
Een werkstuk maken
Wie van jullie heeft al eens een werkstuk gemaakt?
Slide 2 - Slide
Inhoud van de les
Uitleg over het maken van het werkstuk
Regels maken van het werkstuk
Begin maken van het werkstuk
Slide 3 - Slide
Doel:
Ik kan zelf boodschappen doen.
Slide 4 - Slide
Boodschappen doen
Slide 5 - Mind map
Subdoel:
Ik kan een recept opzoeken.
Slide 6 - Slide
Receptenkaart
- Ingrediënten
- Bereiding
- Afbeelding
Slide 7 - Slide
Aan de slag!
Recept 1 Recept 2 Recept 3
Slide 8 - Slide
Subdoel
Ik kan het recept aanpassen naar het aantal personen.
Ik kan de juiste hoeveelheden van de ingrediënten uitrekenen.
Slide 9 - Slide
Verhoudingen
Je komt verhoudingen ook veel tegen bij het koken, in recepten Voorbeeld Voor 4 personen heb je 300 gram noedels nodig.
Dit is een verhouding tussen het aantal personen en het aantal gram noedels. Met deze verhouding kan je uitrekenen hoeveel noedels je nodig hebt voor verschillende aantallen personen.
Slide 10 - Slide
"Als je weet wat je moet koken voor 1 persoon, kun je ook uitrekenen wat je nodig hebt voor 22 personen"
Verhoudingen geven aan hoe twee (of meer) grootheden zich tot elkaar verhouden.
Je komt ze veel tegen, bijvoorbeeld bij het koken. Voorbeeld Voor 4 personen heb je 300 gram noedels nodig. Dit is een verhouding tussen het aantal personen en het aantal gram noedels. Met deze verhouding kan je uitrekenen hoeveel noedels je nodig hebt voor verschillende aantallen personen.
Slide 11 - Slide
Reken uit
Hoeveel personen zitten er in je groepje?
Reken de ingrediënten om uit het recept naar het aantal personen waar je mee bent.
Slide 12 - Slide
En nu?
Je gaat met je groepje een boodschappenlijstje maken met de prijzen van de producten erbij.