Werken met het TASC-model

Werken met het TASC-model
MindXperience 5.1
1 / 23
next
Slide 1: Slide
WereldoriëntatieBasisschoolGroep 5-8

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Werken met het TASC-model
MindXperience 5.1

Slide 1 - Slide

Doel:

  1. Ik weet wat het TASC-model is.
  2. Ik kan met het TASC-model werken.

Slide 2 - Slide

Laten we beginnen met leren wat het TASC-Model is!
Het TASC-model is bedacht door Belle Wallace.
Zij gelooft dat "Denken" een vaardigheid is die je kunt leren.
Het TASC-model is gericht op leren en denkvaardigheden.
TASC is een afkorting voor Thinking (denken) Actively (actief) in Social (samen) Context (opdracht).
Wat betekent dat je tijdens een samenwerkingsopdracht actief meedenkt.
Het TASC-model bestaat uit 8 fases. 
Als je alle fases hebt gedaan is je opdracht afgerond.
De 8 fases van het TASC-model doorloop je op volgorde.
In het Model doorloop je de fases met de klok mee rond.
(zie volgende slide)
Klik op de vraagtekens.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Zoals je hebt gezien, heeft het TASC-model 8 fases die je moet doorlopen om jouw opdracht tot een goed einde te brengen. 
Je gaat nu een opdracht uitvoeren met behulp van het TASC-model. Zo doorloop je meteen alle fases.

Slide 5 - Slide

Je kiest een beroemd persoon waar jij meer over te weten wilt komen. (Of waag een gokje door aan het rad te draaien op de volgende dia.)
Wat je leert ga je laten zien aan je leerkracht en je klas.

Slide 6 - Slide

Met de verschillende fases van het TASC-model ga je de opdracht over jouw beroemde persoon verder uitwerken. 
We nemen je stap voor stap mee in de fases van het TASC-model.

Slide 7 - Slide

Opdracht en onderzoeksfase.

Hiermee begint de opdracht. Je doorloopt dan 3 fases van het TASC-model:

  1.  Wat weet ik al van dit onderwerp?
  2.  Wat is de opdracht?
  3.  Hoeveel ideeën kan ik bedenken?

Slide 8 - Slide

Fase 1: Wat weet ik al van dit onderwerp?
  1. Wat weet je al over dit onderwerp? 
  2.  Waar ben ik dit al tegen gekomen?
  3.  Welke informatie heb ik al?
Fase 1: Wat weet ik van dit onderwerp?
Hulpvragen:
  1.  Wat weet ik al van dit onderwerp?
  2.  Waar ben ik dit al tegengekomen?
  3.  Welke informatie heb ik al?
In de eerste fase verzamel je jouw voorkennis: wat je al weet. Dit kun je verwerken in bijv.:
Een mindmap
Een woordweb.
Een opsommingslijst.

Slide 9 - Slide

Jouw beroemde persoon

Slide 10 - Mind map

Fase 2: Wat is de opdracht?
Fase 2: Wat is de opdracht?
Hulpvragen:
  1. Wat is de opdracht?
  2. Wat zijn mijn doelen?
  3. Wat zijn de uitdagingen?
  4. Waar moet de opdracht aan voldoen?
Geef voor jezelf antwoord op de volgende vragen. Zo weet je precies wat er van je verwacht wordt. 
Aan welke eisen moet je opdracht voldoen?
Wanneer is je opdracht goed? Wanneer heb je aan de opdracht voldaan?
Welke onderzoeksvragen wil je aan het eind beantwoord hebben?
Wanneer moet je opdracht klaar zijn? Hoeveel tijd heb je om aan deze opdracht te werken?

Slide 11 - Slide

Wat zijn jouw doelen bij deze opdracht?
A
Ik leer de fases van het Tasc-model en kan deze uitvoeren.
B
Ik kan onderzoekbare vragen bedenken.
C
Een presentatie maken en verzorgen.
D
Ik kan een taak in stappen verdelen.

Slide 12 - Quiz

Fase 3: Hoeveel ideeën kan ik bedenken?
Fase 3: Hoeveel ideeën kan ik bedenken?
Hulpvragen:
  1. Hoeveel ideeën kan ik bedenken?
  2. Wie kan me helpen?
  3. Waar kan ik meer informatie vinden?
  4. Wat denken andere mensen hierover?
Op welke manieren kun je jouw informatie straks delen met de klas?
Op welke plekken kun je informatie vinden over jouw bekende persoon?
Welke mensen kunnen jou helpen bij jouw zoektocht naar informatie?
Wat zou je allemaal te weten willen komen over jouw beroemde persoon?
Zet je creatieve denken in! Schrijf alles op wat je bedenkt, pas in de volgende fase ga je praktisch naar je ideeën kijken: wat is bruikbaar en wat niet.
Nu gewoon ideeën verzamelen: alles is goed!!!
Er zijn in deze fase geen foute antwoorden!
Creatief denken!

Slide 13 - Slide

Ontwerpfase & planningsfase
Tijdens deze fase heb je maar 1 fase uit het TASC-model nodig, namelijk:

4. Wat is het beste idee?
Ontwerp & planningsfase
Hier doorloop je maar 1 fase van het TASC-model:


4. Wat is het beste idee?

Slide 14 - Slide

Fase 4: Wat is het beste idee?
Hulpvragen:
  1. Welke ideeën zijn belangrijk?
  2. Welke is het beste idee?
  3. Wat zal er gebeuren als ..... ?
  4. Wat is mijn plan?
Zet nu je praktische denken in en bekijk nog eens kritisch al je ideeën uit fase 3.
Welke ideeën uit fase 3 zijn de beste ideeën?

Welke ideeën vallen af, omdat ze niet geschikt zijn of omdat ze niet haalbaar zijn (niet kunnen/lukken)?
In welke volgorde ga je het doen?
Maak een tijdsplanning. Waar begin je mee? Wanneer wil je bepaalde onderdelen af hebben?
Waar ga ik mijn informatie over mijn beroemde persoon zoeken? Bij welke mensen ga ik informatie verzamelen?
Op welke manier ga ik mijn informatie delen met de klas? Wat voor spullen of materialen heb ik voor deze manier nodig?

Slide 15 - Slide

Fase 5: Uitwerken. Aan de slag!
Hulpvragen:
  1. Aan de slag!
  2. Hoe houd ik mijn vorderingen bij?
  3. Doe ik het goed?
  4. Werkt mijn plan?
Je verwerkt jouw informatie in de presentatievorm die je in fase 4 hebt gekozen.
Je vraagt hulp aan je leerkracht als er iets niet lukt of als je even niet meer weet wat je moet doen.
Je houd je aan de planning zoals je die in fase 4 hebt bedacht. Waar nodig stel je de planning natuurlijk bij.
Verdeel al je werk in kleine stappen. Streep de stappen door die je klaar hebt. Zo houd je overzicht en dit geeft je een goed gevoel!
Plan alvast een datum voor je presentatie. Dan heb je een deadline (een einddatum) waar je naar toe moet werken. Je weet dan wanneer het klaar moet zijn.
Je gaat nu op zoek naar informatie over jouw beroemde persoon. Dit doe je op de manier of manieren zoals je in fase 4 hebt bedacht.
Overleg met je leerkracht op welke momenten je aan deze opdracht mag werken.

Slide 16 - Slide

Uitvoeringsfase & testen
Nu doorloop je 2 fases van het TASC-model:
5. Uitwerken. Aan de slag!
6. Wat vind ik van het resultaat?

Slide 17 - Slide

Fase 6: Wat vind ik van het resultaat?
Hulpvragen:
  1. Wat heb ik al gedaan?
  2. Hoe is het gegaan?
  3. Hoe kan ik het nog beter doen?
  4. Heb ik het probleem opgelost?
  5. Heb ik goed gewerkt in mijn groep?
Nu is je opdracht klaar. Je hebt alle informatie bij elkaar gezocht en verwerkt tot een presentatie.
Lees alles nog een keer kritisch door. Let daarbij op spelling, leestekens en zinsbouw. 
Zijn er stukken die verbeterd moeten worden? Pas dit dan aan. Nu kon je nog alles veranderen!
Kun je nu aan de klas en je leerkracht alles vertellen of laten zien over jouw beroemde persoon?
Is je antwoord: JA.... Top! Niets meer aan doen.
Is je antwoord: NEE.... dan zul je nog iets aan moeten vullen/veranderen.
Test je presentatie al een keer uit. Oefen het een paar keer.
Pas daarna eventueel nog dingen aan als dit nodig is.

Slide 18 - Slide

Presentatiefase.
Nu doorloop je slechts 1 fase van het TASC-model:

7. Presenteren!

Slide 19 - Slide

Fase 7: Presenteren!
Hulpvragen:
  1. Wie wil ik dit vertellen?
  2. Hoe kan ik dit presenteren?
  3. Hoe kan ik het uitleggen?
  4. Hoe kan ik anderen nieuwsgierig maken?
Vergeet niet om tips en tops te vragen aan je klas en leerkracht. Daar kun je namelijk van leren.
Zorg dat je al je spullen hebt en dat je alles van te voren klaar zet.
Check vooraf of jouw presentatievorm werkt. Zo voorkom je dat je voor verrassingen komt te staan.

Slide 20 - Slide

Evaluatie & Beoordeling.
Dit is fase 8 en dus de laatste fase van het TASC-model:
                                 8. Wat heb ik geleerd?

Slide 21 - Slide

Fase 8: Wat heb ik geleerd?
Hulpvragen:
  1. Wat heb ik geleerd?
  2. Hoe ben ik veranderd?
  3. Wat/hoe denk en voel ik nu?
  4. Hoe kan ik het geleerde gebruiken?
  5. Hoe zou ik dit nog eens doen?
Wist je dat je hier gebruikt maakt van je Metacognitie? Dit is een executieve functie van je hersenen. Je noemt dit ook wel één van je regelfuncties.
Dit is een belangrijke fase! Het wordt ook wel evalueren genoemd. 
Je kijkt dan terug naar jouw eigen leer- en werkproces.
Maak een kort verslagje over hoe je het vond gaan. Wat is er goed gegaan? Wat ga je de volgende keer anders doen?
Vraag ook aan je leerkracht en je klas wat ze er van vonden. Ook dit kun je in jouw verslagje verwerken.
Beschrijf niet alleen wat je goed en niet goed vond gaan, maar beschrijf ook waarom je dit vindt. Dat heet beargumenteren.
Probeer bij een nieuwe opdracht weer de dingen te doen die goed gingen. Probeer ook om de dingen waar je niet tevreden over was deze keer anders te doen.

Slide 22 - Slide

Joepie de poepie!!! 
Je hebt nu alle fases van het TASC-model gedaan. Je opdracht is klaar.
Vergeet niet aan je leerkracht een beoordeling te vragen!
Hoe vindt jouw leerkracht dat je aan de opdracht hebt gewerkt? (proces)
Wat vindt jouw leerkracht van het eindresultaat? (resultaat)

Slide 23 - Slide