2T Pincode H4 Goed gemaakt?

Hoofdstuk 4 Goed gemaakt? 
1
Lesplanning, wat gaan we doen vandaag? 
- Introductie en instructie par 4.1.                   (20 min) 
- Maken opdrachten                                           (15 min) 


Lesdoel, wat leer je aan het eind van deze les:
- Je kent de begrippen produceren en toegevoegde         waarde. 
- Je weet wat een productiekolom is. 
- Je kunt de kostprijs per product berekenen. 
1 / 41
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Hoofdstuk 4 Goed gemaakt? 
1
Lesplanning, wat gaan we doen vandaag? 
- Introductie en instructie par 4.1.                   (20 min) 
- Maken opdrachten                                           (15 min) 


Lesdoel, wat leer je aan het eind van deze les:
- Je kent de begrippen produceren en toegevoegde         waarde. 
- Je weet wat een productiekolom is. 
- Je kunt de kostprijs per product berekenen. 

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Tekstboek H4 par 1 blz 98/99 
  1. Produceren : het maken van goederen en het verlenen van diensten
  2. Bedrijfskolom : Alle bedrijven die meewerken aan een product
  3. Toegevoegde waarde : elke bedrijf in de kolom voegt waarde toe aan een product 
  4. Productiekosten : Alle kosten die je maakt bij het produceren. 

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

... Stel je wilt een houten tuinstoel maken en verkopen
... Wat zijn de stappen?
  1. Houthakker
  2. Zagerij
  3. Meubelmaker
  4. Groothandel
  5. Woonwinkel


  • -> Consument

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

1. Houthakker
2. Zagerij
3. Meubelmaker
4. Groothandel
5. Woonwinkel
-> Consument
  • € 5
  • € 15
  • € 40
  • € 50

  • Toegevoegde waarde
  • -> hoeveel een product telkens meer waard wordt doordat een bedrijf het product bewerkt
  • € 110

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Productiekosten per product berekenen 
  • Voorbeeld
  • Max heeft zeven tafels gemaakt. De productiekosten waren € 1.600. De kostprijs per tafel is € 1.600 / 7 = € 228,57. 
  • Vraag
  • Max maakt ook nog vijf boekenkasten. De productiekosten waren              € 2.500. Wat is de kostprijs per product?
  • Antwoord:
  • € 2.500 / 5 = € 500
  • Ga nu aan de slag met par 4.1 blz 98/99 opdracht: 3, 5, 9 en 11 op blz 100. 


Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Hoofdstuk 4 Goed gemaakt? 
2
Lesplanning, wat gaan we doen vandaag? 
- Bespreken HW en oefenen                            (25 min) 
- Maken opdrachten                                           (15 min) 


Lesdoel, wat leer je aan het eind van deze les:
- Je kunt uitleggen wat een productiekolom is 
- Je kunt de kostprijs per product berekenen. 
- Je kent drie verschillende productiesectoren

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Produceren is het maken van goederen en het verlenen van diensten.
A
Juist
B
Niet Juist

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Een kamer schilderen valt ook onder presenteren.
A
Juist
B
Niet Juist

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions


De productiekosten voor het maken 
van 12 smoothies bedragen € 19,20.
Wat is de kostprijs per smoothie?

Slide 9 - Open question

This item has no instructions

Boek blz. 101!

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Welke van de drie productiesectoren zie je op de achtergrond?
A
Agrarische bedrijven
B
Industriële bedrijven
C
Dienstverlenende bedrijven

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Welke van de drie productiesectoren zie je op de achtergrond?
A
Agrarische bedrijven
B
Industriële bedrijven
C
Dienstverlenende bedrijven

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Aan de slag! 

Maak op blz 100/101 opdracht 13, 14, en 18. 
Maak tevens van alle door jou gemaakte opdrachten een foto en lever deze in via de inleveropdracht in de studiewijzer op SOM. 

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Hoofdstuk 4 Goed gemaakt? 
3
Lesplanning, wat gaan we doen vandaag? 
- Aan de slag met par 4.2.                               (30 min) 
- Naspreken/evalueren                                    (10 min)  


Lesdoel, wat leer je aan het eind van deze les:
- Je weet wat een ondernemer is. 
- Je kent drie verschillende productiefactoren 
- Je kunt winst berekenen. 

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Aan de slag met par 4.2. 

Pak je boek blz 102 t/m 105. Lees de tekstblokjes. Tussen het lezen geef je antwoord op de volgende vragen: 
  1. Wat is een ondernemer? 
  2. Welke drie productiefactoren zijn er? 
  3. Wat bedoelen we met investeren? 
  4. Bekijk de groene tabel op blz 104. Geef de formule voor het rekenen met winst. 
  5. Maak met behulp van de groene tabel op blz 104 opdracht 29 op blz 104. 
Schrijf jouw antwoorden op in je schrift! 

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Welke 3 productiefactoren zijn er?

Slide 16 - Open question

This item has no instructions

Onder welke productiefactor valt een grote landbouwmachine?
A
Arbeid
B
Natuur
C
Kapitaal

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Hoe bereken je de winst?
A
Winst = Opbrengsten + Kosten
B
Winst = Opbrengsten
C
Winst = Opbrengsten/Kosten
D
Winst = Opbrengsten - Kosten

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Anna heeft een eigen bedrijf. Ze verkoopt bloemen.

Ze verkoopt voor €1265,- per week aan bloemen.
Ze had in deze week €776,- aan kosten. Wat is haar winst?
A
€ 633
B
€ 2041
C
€ 489
D
€ 476

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Aan de slag! 

Maak op blz 102 t/m 105 opdracht: 23, 25, 30 & 31. 

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Hoofdstuk 4 Goed gemaakt? 
4
Lesplanning, wat gaan we doen vandaag? 
- Nabespreken opdrachten                  (20 min) 
- Oefenen en herhalen par 4.1/4.2      (20 min) 


Lesdoel, wat leer je aan het eind van deze les:
- Je weet wat een ondernemer is. 
- Je kent drie verschillende productiefactoren 
- Je kunt winst berekenen. 
- Je kunt de kostprijs per product berekenen. 

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Tom heeft sportzaak. Maandelijks brengt de sportzaak 10.000 euro op.
Kosten die hij maakt zijn personeelskosten (6.000 euro), inkoopkosten (3.000 euro) en huurkosten (1.200 euro).

Maakt joep winst of verlies? Geef je berekening!!

Slide 22 - Open question

Verlies - 200,- 
Meubelmaker Daan maakt een boekenkast. De planken die hij gebruikt, kosten 15,90 per meter. Voor de boekenkast gebruikt hij 15 meter hout.
Aan lijm en schroeven is hij 2,60 kwijt.

Hoeveel kosten maakt Jaap?


Slide 23 - Open question

€ 241,10 
Tot welke productiefactor horen de stalen balken op de foto?
A
Natuur
B
Arbeid
C
Kapitaal

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een bedrijfskolom?

Slide 25 - Mind map

This item has no instructions

De volgende bedrijven horen bij de productie van kaas. Zet ze in de juiste volgorde zodat er een bedrijfskolom ontstaat.

Kaasfabriek - Boerderij - Supermarkt - Groothandel

Slide 26 - Open question

This item has no instructions

Hoofdstuk 4 Goed gemaakt? 
5
Lesplanning, wat gaan we doen vandaag? 
- Zelf aan de slag en uitleg bij par 4.3.                   (20 min) 
- Maken van opdrachten bij par 4.3.                       (20 min) 

Lesdoel, wat leer je aan het eind van deze les:
  • Je kunt uitleggen wat technologische ontwikkelingen zijn.
  • Je kunt uitleggen wat mechanisatie en automatisering is. 
  • Je weet wat arbeidsproductiviteit is. 

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Zelf aan de slag met par 4.3. 

Gezamenlijk lezen par 4.3. op blz 106/107 tekstboek. 

De opdracht: 

Neem tijdens of na het lezen je schrift voor je op een lege pagina. 
Zet in het midden van de lege pagina de titel, par 4.3 kan het sneller en beter? 
Zet vervolgens alle begrippen die je tegenkomt rondom de titel en de betekenissen erbij. 

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Uitleg bij par 4.3 

  • Mechanisatie: Machines nemen het werk                                                                    van mensen over. 


  • Automatisering:  Mensen worden vervangen                                                                  door computers. 

  • Arbeidsproductiviteit: De hoeveelheid producten                                                         die een werknemer kan maken. 

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Door de komst van de aardappelrooier is de arbeidsproductiviteit van een medewerker:
A
Toegenomen
B
Afgenomen

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Aan de slag! 

Maak op blz 106 t/m 108 par 4.3 opdracht: 38, 40, 42 & 43.
 

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Hoofdstuk 4 Goed gemaakt? 
6
Lesplanning, wat gaan we doen vandaag? 
- Bespreken huiswerkopgaven                                  (15 min) 
-  Uitleg en oefenen afschrijving                               (20 min) 

Lesdoel, wat leer je aan het eind van deze les:
  • Je kunt de begrippen bij par 4.3. uitleggen. 
  • Je kunt de afschrijving van een product berekenen. 

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Na hoeveel maand/jaar vind jij het
tijd voor een nieuw mobieltje?

Slide 33 - Mind map

This item has no instructions

De afschrijving van een product! 

Boek: blz. 109 

  1. Formule: afschrijving per jaar = aanschafprijs : aantal gebruiksjaren. 
  2. Voorbeeld: Peter heeft een mobieltje. Dit mobieltje kostte nieuw € 395,- Hij gebruikt het mobieltje 2 jaar. Wat is zijn afschrijving per jaar? 
  3. Antwoord: €395 : 2 = € 197.50
  4. Huiswerk, maak opdracht 47 blz 109

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Hoofdstuk 4 Goed gemaakt? 
7
Lesplanning, wat gaan we doen vandaag? 
-  oefenen afschrijving                               (15 min) 
-  Zelfstandig aan de slag met par 4     (20 min 

Lesdoel, wat leer je aan het eind van deze les:
  • Je kunt de afschrijving van een product berekenen. 
  • Je kunt voorbeelden geven van milieuschade. 
  • Je weet hoe we duurzaam kunnen produceren. 
  • Je weet waarom recycling goed is voor het milieu 
  • Je kunt uitleggen wat maatschappelijke kosten zijn. 

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Rekenvraag
Geef je berekening!

Ashur heeft een laptop. De laptop kostte destijds € 210,-
Hij heeft laptop inmiddels 3 jaar Als hij het mobieltje nu verkoopt krijgt hij er nog € 25,- voor weer. Wat is zijn afschrijving per jaar?

Slide 36 - Open question

This item has no instructions

Rekenvraag
Geef je berekening!

Meike heeft een BMW. De BMW kocht ze voor €16.000,-
Ze rijdt 8,5 jaar in de auto. Na die 8,5 jaar verkoopt ze de auto voor €11500,- Wat is haar afschrijving per jaar?

Slide 37 - Open question

This item has no instructions

Aan de slag! 

 Maak blz 109 opdracht 49. 
Gezamenlijk lezen blz 110/111 en 112.
 Maak opdracht: 51, 52, 58 en 60. 
 

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

Hoofdstuk 4 Goed gemaakt? 
8
Lesplanning, wat gaan we doen vandaag? 
- Bespreken huiswerkopgaven par 4                      (15 min) 
- Filmpje plastic recycling                                          (15 min) 
- Uitleg keuzeopdracht 2                                           (10 min) 


Lesdoel, wat leer je aan het eind van deze les
  • Je weet hoe we duurzaam kunnen produceren. 
  • Je weet waarom recycling goed is voor het milieu 
  • Je kunt uitleggen wat maatschappelijke kosten zijn.

Slide 39 - Slide

This item has no instructions

Slide 40 - Video

This item has no instructions

Uitleg keuzeopdracht 2 

PW H4 par 1 t/m 4 (2x) op ______________ 

Tekstboek blz 118. Keuzeopdracht 2: een schoner milieu. 
Je werkt opnieuw samen met hetzelfde tweetal als bij keuzeopdracht 1. 

Cijfer = cijfer keuzeopdracht 1 + cijfer keuzeopdracht 2 : 2 = eincijfer PO H4 
Bij H4 dus twee cijfers. 1x cijfer PO (weging 1) 1x cijfer PW (weging 2) 
Volgende les aan de slag met het PO. 

Slide 41 - Slide

This item has no instructions