Hoofdgedachte + objectief en subjectief

Nederlands
Hoofdgedachte + objectief en subjectief
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, vwoLeerjaar 1,3

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Nederlands
Hoofdgedachte + objectief en subjectief

Slide 1 - Slide

Wat we gaan doen
Lezen:
  • We herhalen de theorie over de hoofdgedachte
  • Je weet wat de hoofdgedachte is en kunt die vinden in een tekst.
  • Je weet wat feiten en meningen zijn
  • Je weet wat objectieve en subjectieve woorden zijn en kunt ze herkennen

Slide 2 - Slide

De hoofdgedachte (herhaling)
De hoofdgedachte is een zin die de hele tekst samenvat. 
Je vat dus eigenlijk het onderwerp en de hoofdzaken in 1 zin samen. Vaak staat deze zin letterlijk in het slot van de tekst, maar soms moet je de zin zelf bedenken.

Slide 3 - Slide

 Feiten 
- zijn altijd waar
- zijn te controleren
- beschrijf je met objectieve woorden

Slide 4 - Slide

Meningen
- Wat de schrijver, jij of een ander van iets vindt.
- Beschrijf je met subjectieve woorden

Slide 5 - Slide

Objectieve en subjectieve woorden
Objectief: Vanavond en vannacht is er een afwisseling van wolkenvelden en brede opklaringen. In het noordwestelijk kustgebied kan een enkele bui voorkomen, in de rest van het land is het overal droog.

Subjectief: De tekenaars waren van een grote klasse en hun schilderijen waren prachtig.

Subjectieve woorden geven aan wat iemand van iets vindt. 

Slide 6 - Slide

Opdracht subjectief en objectief taalgebruik
Maak 2 kolommen in je schrift. Boven de ene schrijf je 'objectief' en boven de andere 'subjectief'. 
Pak een leesboek. Ga op zoek naar zinnen met alleen maar objectieve woorden. Schrijf deze 5 voorbeeldzinnen in die kolom.  Schrijf de zin helemaal op.
Doe hetzelfde bij de subjectieve woorden. Onderstreep de subjectieve woorden in de 5 voorbeeldzinnen. 

Slide 7 - Slide

Aan het werk
  1. Lees de tekst: gebruik de/je leesstrategie
  2. Let op moeilijke woorden, zoek evt. naar de betekenis
  3. Maak de vragen bij de tekst (reclametekst, tekst met mk vragen)

Slide 8 - Slide

Wat is 'objectief?'
A
Uitgaan van feiten
B
Uitgaan van meningen

Slide 9 - Quiz

Een objectief argument..
A
geeft de mening van de schrijver weer
B
geeft de mening van de schrijver niet weer
C
kun je wetenschappelijk aantonen
D
kun je niet wetenschappelijk aantonen

Slide 10 - Quiz

Welke tekst is objectief?
A
Het is 5 graden
B
Het is akelig koud

Slide 11 - Quiz

Een activerende tekst is altijd objectief.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quiz

Een tekst is subjectief als ...
A
Er meningen in voorkomen
B
Er alleen feiten in staan
C
Er de mening van een schrijver in staat
D
Alledrie de opties zijn juist

Slide 13 - Quiz

Subjectief is ...
A
feiten
B
meningen

Slide 14 - Quiz

Zijn recensies objectief of subjectief?
A
objectief
B
subjectief

Slide 15 - Quiz


Welke kop is subjectief?
A
Twaalfjarige haalt geld op voor daklozen
B
Een twaalfjarige held haalt geld op voor daklozen

Slide 16 - Quiz

OBJECTIEF
SUBJECTIEF

Slide 17 - Drag question

OBJECTIEF
SUBJECTIEF

Slide 18 - Drag question

Feit
Mening
Objectief
Subjectief

Slide 19 - Drag question

Informatie geven
Advies geven
Feit
Mening
Objectief
Subjectief

Slide 20 - Drag question

Aan het werk
  1. Lees de tekst: gebruik de/je leesstrategie
  2. Let op moeilijke woorden, zoek evt. naar de betekenis
  3. Maak de vragen bij de tekst (reclametekst, tekst met mk vragen)

Slide 21 - Slide