Deze module gaat over het ondersteunen van verschillende doelgroepen bij hun persoonlijke verzorging.
1 / 45
next
Slide 1: Slide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4
This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Mens en Zorg
Deze module gaat over het ondersteunen van verschillende doelgroepen bij hun persoonlijke verzorging.
Slide 1 - Slide
Doelstelling
Je kunt de begrippen omschrijven:
Basiszorg
hygiënisch werken
persoonlijke Hygiene
privacy en intimiteit
persoonlijke verzorging
Sociaal netwerk
autonomie en zelfredzaamheid
Slide 2 - Slide
Geef 5 voorbeelden van zorgtaken die je bij beroepen in de Zorg kunt verlenen aan verschillende mensen
Slide 3 - Open question
De onderstaande zinnen gaan over zorg. Sleep de juiste soort zorg naar de bijbehorende omschrijving.
zelfzorg
mantelzorg
eerste-
lijnszorg
tweede-
lijnszorg
Rachid laat de hond van zijn zieke buurvrouw uit.
Bea gaat bij de kaakchirurg haar verstandskies laten trekken.
Hanna heeft hoofdpijn. Ze neemt een paracetamol.
De moeder van Jasper brengt hem kippensoep omdat hij ziek op bed ligt.
Sacha gaat naar de huisarts. Ze heeft last van haar buik.
De hartchirurg bespreekt de operatie met meneer de Bruin.
Door het thuiswerken heeft Maartje last van haar nek en schouders. Ze maakt een afspraak bij de fysiotherapeut.
Slide 4 - Drag question
ZELFZORG
PROFESSIONELE ZORG
MANTELZORG
Slide 5 - Drag question
Is er in de volgende situaties sprake van mantelzorg of van vrijwilligerswerk?
Sleep de zin naar de juiste situatie.
Mantelzorg
vrijwilligerswerk
1. Meneer en mevrouw Driessen zorgen één dag in de week voor hun kleindochter die een verstandelijke beperking heeft.
2.Meneer Jacobs gaat iedere week een uurtje wandelen met een bewoner van het zorgcentrum bij hem in de buurt.
3. Mevrouw Bos is verpleegkundige. Zij verzorgt ieder jaar een week lang mensen met een beperking op een vakantieschip. Dit doet zij tijdens haar eigen vakantie, onbetaald.
4. Mevrouw Badul zorgt voor haar man die longkanker heeft.
Slide 6 - Drag question
zelfzorg
mantelzorg
eerstelijns
zorg
tweedelijns
zorg
hoestdrank kopen bij de drogist
je laat de hond uit van je zieke buurvrouw
Je gaat naar de huisarts voor een blaasontsteking
je moet naar de KNO arts voor controle voor je astma
Slide 7 - Drag question
1e lijns zorg
2e lijnszorg
huisarts
chirurg
Tandarts
fysiotherapeut
orthopeed
maatschappelijk werker
dermatoloog
apotheker
keel-, neus-, oorarts
apotheker
orthodontist
mondhygiënist
gynaecoloog
internist
Slide 8 - Drag question
Intramurale zorg
Tweedelijnszorg
Eerstelijnszorg
Ambulante zorg
Zorg die direct toegankelijk is, zoals die van de huisarts.
Zorg die buiten de muren van de instelling plaatsvindt.
Zorg waar de patiënt een verwijzing voor nodig heeft.
Zorg die binnen de muren van de instelling plaatsvindt.
Slide 9 - Drag question
Noem 3 redenen waarom communicatie heel belangrijk is in beroepen in de zorg
Slide 10 - Open question
Wat bedoelen we met non-verbale communicatie?
Slide 11 - Open question
Uit hoeveel procent van communicatie bestaat non-verbale communicatie ?
A
20
B
45
C
60
D
80
Slide 12 - Quiz
Non verbale communicatie is het beste geschikt voor
A
Meningen
B
ideeën
C
Gevoelens
D
Informatie
Slide 13 - Quiz
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Slide
Mens en Zorg
Blok 1
Het kinderdagverblijf
Slide 20 - Slide
Waarom is handhygiëne bij kinderen en ouderen nog belangrijker? of voor jou als jij eten maakt voor deze doelgroep? Welk antwoord is niet correct?
A
Het afweersysteem van ouderen werkt soms minder goed zij kunnen eerder ziek worden
B
Het afweersysteem van kinderen is nog in de groei. Hierdoor worden zij sneller ziek
C
Ziekteverwekkers worden via handen verspreid
D
Het maakt niet zo veel uit. Virussen gaan niet weg bij handen wassen.
Slide 21 - Quiz
Wat is de eerste stap voor goede handhygiëne
A
Was je handen voor je hulp verleent
B
Trek wegwerp-handschoenen aan
C
Was je handen pas als je het slachtoffer geholpen hebt
D
Vermijdt zoveel mogelijk bloed of ander vocht
Slide 22 - Quiz
Slide 23 - Video
Wat is een rapportage?
A
Een overdracht aan collega's zodat je opvolger weet wat er tijdens je dienst is gebeurd.
B
Een offerte
C
Opbouwen van een dossier. Dan kom je als werkgever serieus over.
D
Een rustmoment voor jezelf zodat je even met andere werkzaamheden bezig bent.
Slide 24 - Quiz
Objectief
Subjectief
Feiten
Waarnemingen
Vaststellingen
individuele gevoelens
Vooroordelen
Meetbaar
Feitelijk
Gekleurd
Slide 25 - Drag question
Hoe noem je het als je wel besmet bent, maar de ziekte niet (meer) krijgt?
omgaan met privecy
A
Immuniteit
B
Incubatie
C
Infectie
D
Symptoom
Slide 26 - Quiz
Respectvolle omgang
Handelen vanuit een respectvolle houding:
geen verschil tussen zorgvragers maken
zorgvuldig omgaan met de privacy van de zorgvrager
zorgvuldig omgaan met de persoonlijke eigendommen
luisteren naar de wensen van de zorgvrager
correct omgaan met vertrouwelijke informatie
rekening houden met de normen en waarden
Slide 27 - Slide
Omgaan met privacy en intimiteit
Privacy = een plek waar je je kunt terugtrekken en die je niet hoeft te delen met een ander.
Intieme zone = minder dan 45 centimeter afstand tussen jou en de zorgvrager.
Slide 28 - Slide
Privacy
zorgvuldig omgaan met gegevens
alleen opschrijven wat nodig is voor de zorg van kind of patiënt
rekening houden met het lezen door anderen
Slide 29 - Slide
Wat zijn respectvolle manieren om een zorgvrager te benaderen?
A
Een verschil maken tussen zorgvragers
B
Zorgvuldig omgaan met de privacy van de zorgvrager
C
Rekening houden met de normen en waarden van de zorgvrager
D
Niet luisteren naar de wensen van de zorgvrager
Slide 30 - Quiz
Persoonlijke verzorging
Totaal beeld
Lichaams verzorging
Haar verzorging
Tatoeages en piercings
Nagels en handen
Kleding
Slide 31 - Slide
Persoonlijke verzorging
Slide 32 - Slide
Wat hoort er allemaal bij persoonlijke verzorging?
Slide 33 - Slide
Persoonlijke verzorging
Handen wassen
Uniform
mondkapje
Haren vast
schone nagels
Handschoenen
geen parfum
Slide 34 - Slide
Slide 35 - Video
Slide 36 - Video
postoel
Slide 37 - Slide
urinaalDit is een
Slide 38 - Open question
ondersteek
Slide 39 - Slide
toiletverhoger
Slide 40 - Slide
Wat betekent immuniteit?
A
Dat je niet besmet bent omdat de medicatie van de dokter goed werkt.
B
Dat je niet besmet bent omdat de ziektekiem niet in je lichaam kon binnendringen.
C
Dat je wel besmet bent maar dat je de symptomen van de ziekte nog niet hebt.
D
Dat je wel besmet bent maar dat je de ziekte niet (meer) krijgt.
Slide 41 - Quiz
Op welke 2 manieren kun je immuun worden voor een ziekte?
Slide 42 - Open question
Een baby gaat zelf zitten. Fijne of grove motoriek?
A
Fijne
B
Grove
Slide 43 - Quiz
Voetballen behoort tot een grove motoriek
A
Ja
B
Nee
Slide 44 - Quiz
Welke activiteit draagt het meest bij aan de ontwikkeling van de grove motoriek van een kleuter?