Les 1 Kapitel 1

Les 1 Kapitel 1
1 / 28
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Les 1 Kapitel 1

Slide 1 - Slide

                 WILKOMMEN 

Slide 2 - Slide

Heute
Lesdoelen: 
- Je kunt de dagen van de week in het Duits vertalen en het juiste dagdeel kiezen.
- Je kunt de kloktijden in het Duits invullen
- Uitleg dagen/week in het Duits
- Opdrachten maken

Slide 3 - Slide

Die Tage der Woche
de dagen van de week

Lees de namen van de dagen. Welke dagen zijn dat?

Slide 4 - Slide

Die Woche
Montag
Dienstag
Mittwoch
Donnerstag
Freitag

Slide 5 - Slide

das Wochenende
Samstag
Sonntag

Slide 6 - Slide

Wann?
vorgestern - eergisteren
gestern - gisteren
heute - vandaag
morgen - morgen
übermorgen - overmorgen

Slide 7 - Slide

Welcher Tag ist es?
Lees goed de vraag.
Stel je voor: Welke dag is het vandaag?
Beantwoord de vraag: Welke dag wordt er bedoeld?

Slide 8 - Slide

Heute ist Montag.
Welcher Tag ist morgen?


Heute ist “Montag”.
Welcher Tag ist morgen …..?

Slide 9 - Open question

Heute beginnt das Wochenende.
Welcher Tag ist es?

Slide 10 - Open question

Morgen ist der letzte Schultag.
Welcher Tag ist das?

Slide 11 - Open question

Gestern war Freitag.
Welcher Tag war vorgestern?


Gestern war Mittwoch.
Welcher Tag war vormorgen …..?

Slide 12 - Open question

Heute ist Sonntag.
Welcher Tag ist in drei Tagen?

Slide 13 - Open question

Heute ist Dienstag.
Welcher Tag war vor zwei Tagen?

Slide 14 - Open question

Slide 15 - Video

Grammatik: die Uhrzeit
Wie spät ist es?
  • Es ist ... Uhr.
  • Es ist viertel vor/nach ... .
  • Es ist halb ... .
  • Es ist 10/20 vor/nach ... .

Slide 16 - Slide

Schrijf op in je schrift:

Wie spät ist es?  Hoe laat is het?

Es ist ... Uhr.    Het is .... uur.

Es ist Viertel vor/nach ... .  Het is kwart voor/over...

Es ist halb ... . Het is half....

Es ist 10/20 vor/nach ... . Het is 10/20 voor/over....


Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Het is kwart over 3.
A
Es ist viertel vor drei.
B
Es ist viertel nach drei.
C
Es ist halb drei.
D
Es ist drei Uhr.

Slide 20 - Quiz

Het is half 2.
A
Es ist halb nach zwei.
B
Es ist zwei Uhr.
C
Es ist halb zwei.
D
Es is viertel nach zwei.

Slide 21 - Quiz

Het is kwart voor 8.
A
Es ist acht Uhr.
B
Es ist viertel nach acht.
C
Es ist halb acht.
D
Es ist viertel vor acht.

Slide 22 - Quiz

Het is 10 over 11.
A
Es ist zehn nach elf.
B
Es ist viertel nach elf.
C
Es ist zehn vor elf.
D
Es ist viertel vor elf.

Slide 23 - Quiz

Het is 20 over 10.
A
Es ist zwanzig vor zehn.
B
Es ist zehn Uhr.
C
Es ist zwanzig nach zehn.
D
Es ist viertel nach zehn.

Slide 24 - Quiz

Schrijf in het Duits op: Het is vijf uur.

Slide 25 - Open question

Wat weet jij nu over de kloktijden in het Duits? Waar moet je op letten en wat moet jij nog oefenen/leren?

Slide 26 - Open question

Ik vond deze les

Slide 27 - Poll

Het lesdoel is:
Veel te makkelijk, ik kan dit allang.
Een beetje makkelijk, maar niet té makkelijk.
Niet moeilijk, maar ook niet makkelijk.
Een beetje moeilijk, maar ik snap het wel.
Heel erg moeilijk, ik snap er niks van.

Slide 28 - Poll