Door observeren en door hun kennis van het menselijk lichaam, konden de Grieken beelden maken die ‘echt op mensen leken. Door de vormen en de details leken sommige beelden levensecht. En precies zoals de Grieken hun goden en zichzelf het liefst zagen: perfect en gespierd.
Voor een bouwwerk zochten de Grieken naar mooie en perfecte vormen. In hun tempels herken je dat: je ziet rechthoeken, driehoeken en veel zuilen. Het ideale gebouw was symmetrisch, dat wil zeggen dat twee helften elkaars spiegelbeeld zijn. De Griekse gebouwen maakten veel indruk: op de Grieken zelf en op bezoekers van een stad.
Van de mythen en van de dingen die de Grieken meemaakten, werden vaak toneelstukken gemaakt. De Grieken vonden dat je van een toneelstuk iets moest leren, bijvoorbeeld welke fouten mensen konden maken. Er waren twee soorten toneelstukken. Een tragedie liep meestal slecht af en een komedie had een vrolijk einde. De voorstellingen waren buiten, in halfronde theaters.