Lezen - functiewoorden

Verhaaltje dat de schrijver vertelt als illustratie bij het onderwerp van de tekst.
A
argument
B
constatering
C
conclusie
D
anekdote
1 / 18
next
Slide 1: Quiz
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Verhaaltje dat de schrijver vertelt als illustratie bij het onderwerp van de tekst.
A
argument
B
constatering
C
conclusie
D
anekdote

Slide 1 - Quiz

Een goede raad
A
argument
B
afweging
C
aanbeveling
D
verklaring

Slide 2 - Quiz

De schrijver legt uit waarom iets is zoals het is.
A
argument
B
verklaring
C
conclusie
D
voorwaarde

Slide 3 - Quiz

Dat wat de schrijver tot het schrijven van de tekst aanzette.
A
anekdote
B
tegenwerping
C
conclusie
D
aanleiding

Slide 4 - Quiz

Vaststelling van een feit of verschijnsel
A
voorwaarde
B
relativering
C
constatering
D
conclusie

Slide 5 - Quiz

Nadenken over wat het beste is
A
afweging
B
relativering
C
constatering
D
conclusie

Slide 6 - Quiz

verfijning van een mening
A
definitie
B
nuancering
C
constatering
D
conclusie

Slide 7 - Quiz

zeer nauwkeurige omschrijving van een begrip
A
afweging
B
relativering
C
constatering
D
definitie

Slide 8 - Quiz

argument tegen een eerder gegeven mening
A
afweging
B
relativering
C
tegenwerping
D
definitie

Slide 9 - Quiz

stelling nauwkeuriger omschreven
A
vraagstelling
B
uitwerking
C
tegenwerping
D
definitie

Slide 10 - Quiz

centrale vraag
A
vraagstelling
B
relativering
C
tegenwerping
D
definitie

Slide 11 - Quiz

Welk functiewoord is van toepassing op alinea 1
A
constatering
B
aanleiding
C
definitie
D
nuancering

Slide 12 - Quiz

Welk functiewoord is van toepassing op alinea 2
A
constatering
B
aanleiding
C
definitie
D
nuancering

Slide 13 - Quiz

Welk functiewoord is van toepassing op alinea 1
A
constatering
B
aanleiding
C
probleemstelling
D
nuancering

Slide 14 - Quiz

Welk functiewoord is van toepassing op alinea 1
A
constatering
B
aanleiding
C
nuancering
D
vraagstelling

Slide 15 - Quiz

Welk functiewoord is van toepassing op de eerste zin van deze alinea.
A
constatering
B
definitie
C
nuancering
D
vraagstelling

Slide 16 - Quiz

Welk functiewoord is van toepassing op deze alinea.
A
argument
B
tegenwerping
C
nuancering
D
vraagstelling

Slide 17 - Quiz

Welk functiewoord is van toepassing deze alinea.
A
constatering
B
definitie
C
nuancering
D
vraagstelling

Slide 18 - Quiz