1. Werkwoorden die soms met zijn en soms met hebben worden gecombineerd
Deze bewegingswerkwoorden krijgen
zijn in de voltooide tijd wanneer er in de zin een
richting of
bestemming wordt genoemd (je kunt denken: van A naar B). Wordt er geen richting of bestemming genoemd, dan gebruiken we
hebben.
Andere bewegingswerkwoorden zijn: duiken, glijden, klimmen, kruipen, schaatsen, schuiven, skiën, sluipen, springen, varen