1. Teken een DNA-molecuul bestaande uit minimaal vijf basenparen.
2. Teken de waterstofbruggen tussen de ketens.
3. Benoem in je ‘tekening’ de volgende onderdelen: stikstofbase, suiker, fosfaat, nucleotide en waterstofbrug.
4. Geef aan waar de 5’-eindes en de 3’-eindes zich bevinden.