Stijlfiguren 3F

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 2

Welkom in de les

Taalverzorging 3F 

Nummer 2

Toetsen deze periode:

• Betoog-Toets (Schrijven 3F) kan maandag 12 april, dus in de bufferweek, om 14.00 uur worden ingehaald
• Toets Taalverzorging 3F maak je zelfstandig. Ik zet hem volgende week voor je open. 

Waar ging de vorige les over?
Wat waren de nieuwe begrippen/woorden die je hebt geleerd?

Wat betekent contaminatie?

1. Een overtollig woord; bijvoorbeeld het natte water.
2. Een dubbele betekenis zoals in: vast en zeker.
3. Een verkeerde samentrekking zoals: De jas kost duur

Herhaling gedeelte van Stijl 1

• Contaminatie: twee manieren van iets zeggen wordt op een verkeerde manier samengetrokken
• Pleonasme: In een bijvoegelijk naamwoord staat iets overbodigs omdat het zelfstandig naamwoord die betekenis al in zich heeft 
• Tautologie: twee woorden betekenen het zelfde; er hoeft er maar één genoemd te worden 

Andere onderwerpen Stijl 1 en 2

Verkeerde samentrekkingen, verkeerd verwijzen binnen een zin of naar de zin ervoor of er na, incongruentie, dubbele ontkennin

Tante Betje (?)

(Bij elkaar best veel......)

We schrijven kort en bondig

• Daarom trekken we zinnen samen. We zeggen/schrijven niet: De jas is groot genoeg en de jas is goedkoop, daarom koop ik de jas.
• We schrijven: De jas is groot genoeg en goedkoop, daarom koop ik hem.

Een samentrekking

=

Het weglaten van een woord in een samengestelde zin

Dit kan als:

• Het woord dat je weglaat hetzelfde aantal heeft als het eerste woord in de zin.
• Het woord dezelfde functie heeft (dus allebei het onderwerp van de zin is, en niet de ene keer onderwerp en de andere keer lijdend voorwerp.) 
• De woorden allebei dezelfde betekenis hebben. (Dus niet de ene keer opzetten en de andere keer neerzetten) 

Incongruentie

Dit betekent dat het onderwerp in het enkevoud staat en de persoonsvorm in het meervoud, of andersom:

Een massa mensen gaan als het mooi weer is naar het strand.

Goed of fout:
Tijdens de survial-tocht raakten een groep studenten de weg kwijt.

1. Goed
2. Fout

Een aantal mensen hebben de toets voldoende gemaakt

1. Goed
2. Fout

Verwijswoorden:

• Het- woorden: dat (Het meisje dat ik gister zag.......) 
• De-woorden: die (De jongen die ik gister zag....) 

Verschil tussen verwijzen naar mensen, dieren en dingen

• Mensen: voorzetsel plus wie (met wie, voor wie, aan wie etcetera)
• Dieren en dingen: waar plus voorzetsel (waarin, waarmee, waarachter etcetera)

Dus:

• De jongen met wie ik in de klas zat (en niet de jongen waarmee ik in de klas zat)
• Wel: 'De hond waarmee ik naar de dierenarts moest was erg ziek. (Dier: waar plus voorzetsel)
• De kast waarachter ik me verschool viel helaas om. (Ding dus waar plus voorzetsel) 

Dubbele ontkenning:

Ik maak die fouten nooit niet.

Ik maak ze never nooit. 

Wat zeg je als je zeg
'Ik maak die fout nooit niet'

1. 'Dat je die fout nooit maakt
2. Dat je die fout altijd maakt

Tante Betje Zinnen (?)

zijn

fouten in samengestelde zinnen

Bijvoorbeeld:

'We gaan vandaag naar de efteling en komen we laat thuis'

in plaats van: 'We gaan vandaag naar de efteling en we komen laat thuis. Of: 'We gaan vandaag naar de efteling en dus komen we laat thuis) 

Het ministerie die hier over gaat heeft hun informatie nog niet gegeven'.'
Goed of fout?

1. Goed
2. Fout

Wat voor een soort fouten waren dat?
'Het ministerie die hier over gaat heeft hun informatie nog niet gegeven'

1. Tante Betjes
2. Incongruentie
3. Dubbele ontkenning
4. Verwijsfouten