This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Hoofdstuk 7 Nederland handelsland
Slide 1 - Slide
Wat gaan we vandaag doen?
Herhalen de stof van de vorige lessen
Nakijken paragraaf 7.1 en 7.2
Huiswerk opgeven
Werken aan huiswerk
Slide 2 - Slide
Burgers van de EU mogen vrij reizen en wonen binnen de EU?
A
Waar
B
Niet waar
Slide 3 - Quiz
Wanneer heeft een land een open economie?
A
weinig import en veel export
B
weinig import en weinig export
C
veel import en weinig export
D
veel import en veel export
Slide 4 - Quiz
Import of export? Nederland verkoopt gas uit Groningen aan Duitsland
A
Import
B
Export
Slide 5 - Quiz
Import of export? "Action" koopt producten uit China
A
Import
B
Export
Slide 6 - Quiz
Import of export? DSM verkoopt plastic aan Duitsland
A
Import
B
Export
Slide 7 - Quiz
Een Amerikaanse toerist vliegt met de KLM naar Nederland. Dit is voor Nederland:
A
Export, want wij leveren diensten aan het buitenland
B
Export, want er gaan personen naar het buitenland
C
Import, want het buitenland levert diensten aan ons
D
Import, want er komen personen naar ons land
Slide 8 - Quiz
In een land met een gesloten economie zorgt de export voor veel werkgelegenheid
A
juist
B
onjuist
Slide 9 - Quiz
Een land met een open economie heeft naar verhouding veel export en import
A
juist
B
onjuist
Slide 10 - Quiz
In een land met een open economie hebben consumenten een ruimere keuze uit producten
A
juist
B
onjuist
Slide 11 - Quiz
Wat hoort bij "vrijhandel":
A
importbelasting
B
invoerheffing
C
geen belemmeringen
D
importheffing
Slide 12 - Quiz
Binnen de EU is sprake van vrijhandel.
A
juist
B
onjuist
Slide 13 - Quiz
Jasper woont in Nederland en wilt een bankrekening openen in België. Welk vrij verkeer is hier van toepassing?
A
Vrij verkeer van export
B
Vrij verkeer van diensten
C
Vrij verkeer van personen
D
Vrij verkeer van kapitaal
Slide 14 - Quiz
Onder welk vrij verkeer valt het plaatje hiernaast?
A
Vrij verkeer van goederen
B
Vrij verkeer van diensten
C
Vrij verkeer van personen
D
Vrij verkeer van kapitaal
Slide 15 - Quiz
Welke instantie zorgt voor stabiele prijzen in de Europese Unie
A
Europese Rekenkamer
B
Europese Commissie
C
Europese Raad
D
Europese Centrale Bank
Slide 16 - Quiz
Wat betekent ECB?
A
Electric Card Banking
B
Europese Credit Bank
C
Europese Centrale Bakker
D
Europese Centrale Bank
Slide 17 - Quiz
In welke stad staat de Europese Centrale Bank
A
Frankfurt
B
Londen
C
Straatsburg
D
Amsterdam
Slide 18 - Quiz
Wederuitvoer: wanneer iets geïmporteerd wordt en je dit zonder er iets mee te doen verkoopt in Nederland.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 19 - Quiz
Een gesloten economie heeft een
A
hoge importquote en lage exportquote
B
een lage importquote en hoge exportquote
C
een hoge exportquote en hoge importquote
D
een lage importquote en lage exportquote
Slide 20 - Quiz
Berekening importquote:
A
inkoopprijs / nationaal inkomen * 100%
B
importprijs / bbp * 100%
C
Importwaarde / nationaal inkomen * 100%
Slide 21 - Quiz
Invoerwaarde
Uitvoerwaarde
Nationaal inkomen
€ 68 miljard
€ 77 miljard
€ 140 miljard
Bereken de importquote
A
88,3%
B
55,0%
C
48,6%
D
36,2%
Slide 22 - Quiz
Invoerwaarde
Uitvoerwaarde
Nationaal inkomen
€ 68 miljard
€ 77 miljard
€ 140 miljard
Bereken de exportquote
A
88,3%
B
55,0%
C
48,6%
D
36,2%
Slide 23 - Quiz
Nakijken paragraaf 7.1 & 7.2
Neem voor je het huiswerk van maandag en dinsdag. We gaan het vandaag nakijken. Ik heb nakijk bladen deze deel ik uit. Je zorgt dat je alles netjes in je schrift hebt staan met verbeteringen erbij.