Les 13 Periode 4 "Herhalingsweek"

1 / 12
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 12 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Programma

Leerstof PTO 410

Individuele herhaling




Slide 2 - Slide

Leerstof PTO 410
Woordenschat:
Wörterliste B (Hoofdstuk 5)
Wörterliste A en B (Hoofdstuk 6)

Grammatica:
Modale hulpwerkwoorden
Rangtelwoorden
De naamvallen (1e en 4e)

Schrijfvaardigheid:
Plauderecke B (Hoofdstuk 5)
Plauderecke A en B (Hoofdstuk 6)



+ Leesvaardigheid
+ Maatschappijleer

Slide 3 - Slide

Modale werkwoorden

dürfen - mogen
können - kunnen
mögen - houden van
müssen - moeten

mogelijkheid of noodzaak 
Leerboek blz. 28

Slide 4 - Slide

Modale werkwoorden deel II


sollen (zullen/moeten)
wollen (willen)
wissen (weten)

Te onthouden:
Hulpwerkwoord + INFINITIEF
Leerboek B blz. 40

Slide 5 - Slide

Rangtelwoorden
We hebben al de rangtelwoorden van 1 t/m 100 geleerd!
Tijd om deze te herhalen!

1 t/m 19: getal + te

vanaf 20: getal + ste



Leerboek blz. 28

Slide 6 - Slide

Wat zijn de naamvallen?
Naamvallen beschrijven de functie van een zinsdeel in een zin.

1e naamval = onderwerp van een zin
2e naamval = bezit
3e naamval = meewerkend voorwerp
4e naamval = lijdend voorwerp

Met de naamvallen verandert het lidwoord/bezittelijk voornaamwoord!


Leerboek B blz. 40 en 41

Slide 7 - Slide

Lidwoorden en bezittelijke voornaamwoorden
De der-groep bestaat uit alle bepaalde lidwoorden!
(der/die/das/die)

De ein-groep bestaat uit alle onbepaalde lidwoorden!
(ein/eine en kein/keine)

Bezittelijke voornaamwoorden
(mein/dein/sein/ihr/unser/euer/ihr/Ihr)

Leerboek B blz. 40 en 41
der
die
das

Slide 8 - Slide

De 1e en de 4e naamval
 1e    der Mann    die Frau   das Kind   die Kinder
4e   den Mann   die Frau   das Kind   die Kinder

1e    ein Mann        eine Frau   ein Kind   keine Kinder
4e   einen Mann   eine Frau   ein Kind   keine Kinder

1e    mein Mann       meine Frau   mein Kind   meine Kinder
4e   meinen Mann  meine Frau   mein Kind   meine Kinder

                                                Te onthouden:
           In de 4e naamval verandert de mannelijke vorm (+en)

                                       Der Mann kauft ein Buch.
                                          Ich sehe den Mann.
der
die
das
den
Leerboek B blz. 40 en 41

Slide 9 - Slide

Aan de slag met de oefentoets!
Woordenschat:
Wörterliste B (Hoofdstuk 5)
Wörterliste A en B (Hoofdstuk 6)

Grammatica:
Modale hulpwerkwoorden
Rangtelwoorden
De naamvallen (1e en 4e)

Schrijfvaardigheid:
Plauderecke B (Hoofdstuk 5)
Plauderecke A en B (Hoofdstuk 6)



Kies zelfstandig waarmee je wilt beginnen!

Slide 10 - Slide

Wat heb je vandaag herhaald?

Slide 11 - Mind map

Wat gaan we volgende keer doen?
Verder met herhalen (individueel)

Slide 12 - Slide