4.6 Verhoudingstabellen


Hoofdstuk 4 Getallen

4.6 Verhoudingstabellen
1 / 18
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson


Hoofdstuk 4 Getallen

4.6 Verhoudingstabellen

Slide 1 - Slide

Waar gaat de les over?
4.6 Verhoudingstabellen
  • Theorie J: Verhoudingstabel
  • Theorie K: Verhoudingstabel of niet





Slide 2 - Slide

Verhoudingstabellen
  • Ranja maak je van water en siroop
  • Voor een lekkere smaak moet je zorgen voor de juiste verhouding. Dat zie je in de verhoudingstabel.

Slide 3 - Slide

Verhoudingstabellen
  • In een verhoudingstabel kun je:



  • Boven en onder met hetzelfde getal vermenigvuldigen
  • Boven en onder door hetzelfde getal delen

Slide 4 - Slide

Verhoudingstabellen
Het aantal delen siroop en het aantal delen water is:
  • 1 staat tot 7
  • 3 staat tot 21
  • 10 staat tot 70
  • 100 staat tot 700
  • 50 staat tot 350

Slide 5 - Slide

Verhoudingstabellen
De verhouding tussen siroop en water is 1 staat tot 7.

Dit schrijf je als 1 : 7


De getallen bij verhoudingen maak je zo klein mogelijk. 

Slide 6 - Slide

Voorbeeldopgave
  1. Vul de verhoudingstabel verder in. Je mag bogen bij de tabel zetten.

Slide 7 - Slide

Voorbeeldopgave uitwerking
    2.  Wat is de verhouding tussen het aantal kratten en het       
          aantal flessen?



  • Kijk wat er onder 1 staat.
  • De verhouding is 1 : 9      (spreek uit als 1 staat tot 9)

Slide 8 - Slide

Je kan het!
Even oefenen

Slide 9 - Slide


Is dit een verhoudingstabel?
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quiz


Is dit een verhoudingstabel?
    2
    6
   20
    5
    9
   50
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quiz

Esli bakt taartjes in de verhouding 1:5 (ei:chocoladestukjes).
In haar bakje doet ze 2 eieren .

Hoeveel stukjes chocolade moet ze er bij doen?
A
5
B
6
C
8
D
10

Slide 12 - Quiz

Gitana maakt chocoladetaart in het recept staat de verhouding 1:3 (1 ei : 3 suprise eieren).
In haar bakje doet ze 2 eieren .

Hoeveel stukjes chocolade moet ze er bij doen?
A
5
B
6
C
8
D
10

Slide 13 - Quiz

Bij een slager betaal je 10 euro voor 2 kg vlees.
Het bedrag en het aantal kilo's vlees is in
 Je kan hier een                                        bij maken.
Sleep de juiste waardes in de verhoudingstabel:
gewicht in kg
2
20
8
16
4
bedrag
10
verhouding
verhoudingstabel
100
40
80
20

Slide 14 - Drag question

Aantal huizen
3
27
6
Aantal fietsen
12
120
Sleep de goede antwoorden in de verhoudingstabel
15
30
24
108
9

Slide 15 - Drag question

Je gaat een schaal lasagne maken voor 4 personen. Hoeveel gram Parmigiano heb je nodig?
Vul de verhoudingstabel in!
gewicht
personen
1
150
6
4
25
100

Slide 16 - Drag question

Huiswerk

Maken van H4.6:

Zie weektaak


Zelf nakijken











Zs
Zf
Zf
timer
20:00
Huiswerk bespreken
Extra uitleg

Slide 17 - Slide

Hoe was de les?

Slide 18 - Slide