les 9 los of aan elkaar?

4H spelling § 8
blz. 289


Aan elkaar of los?
1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

4H spelling § 8
blz. 289


Aan elkaar of los?

Slide 1 - Slide

herhaling hoofdletters en leestekens

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Aaneenschrijven of los?

1 Samenstellingen van twee of drie woorden, schrijf je over het algemeen aaneen.

  • Lagelonenlanden
  • De lage minimumlonen worden verhoogd.
  • Hogedrukreiniger
  • Onder hoge druk wordt de espresso gezet.
  • Langeafstandloper
  • De lange afstandloper heeft een voordeel door zijn lengte


2 Splitswerkwoorden (scheidbaar samengestelde werkwoorden) schrijf je aaneen

pianospelen, stukmaken, oproken

3 Combinaties van een voorzetsel met bijwoord of twee bijwoorden schrijf je aaneen

eroverheen, waardoor, daarboven


Slide 5 - Slide

Aaneenschrijven of los?


2 Splitswerkwoorden (scheidbaar samengestelde werkwoorden) schrijf je aaneen

pianospelen, stukmaken, oproken, autorijden, uiteenspatten


3 Getallen tot duizend (in letters) en samenstellingen met honderd en duizend: vijfenveertig, dertienduizend,
maar:
dertien miljard!


Slide 6 - Slide

Aaneenschrijven of los?

  • 3 Combinaties van een voorzetsel met bijwoord of twee bijwoorden schrijf je aaneen:
  • eroverheen, waardoor, daarboven

  • Net als combinaties van twee voorzetsels
    bovenin, voorin, achterop
  • Tenzij na het voorzetsel een voornaamwoord of zelfstandig naamwoord volgt:
    Ik zit voor in de auto, want achterin wordt ik zo snel misselijk.



Slide 7 - Slide

Aaneenschrijven of los?
4 Combinaties van er, hier, daar, waar + voorzetsel (voornaamwoordelijke bijwoorden) eroverheen, waardoor, hiertussen, erdoorheen

Let op: Dit geldt niet voor voorzetsels die horen bij een splitsbaar werkwoord:
- Dat hangt ervan af. (afhangen)
- Pak je het cadeau daar in? (inpakken)
- Ik ga ervan uit dat het zal lukken. (uitgaan)

Slide 8 - Slide

Even kijken wat je nu weet...
Quiz in de lesson-up

Log in in deze les, gebruik je eigen naam

Eerst vragen over 'aan elkaar of los' daarna ook over de vorige les.

Slide 9 - Slide

Bovenop of boven op
'Charlie zat ... het paard'
A
bovenop
B
boven op

Slide 10 - Quiz

Dichtbij of dicht bij
'Hij is snel terug, hij woont ...'
A
dichtbij
B
dicht bij

Slide 11 - Quiz

dichtbij of dicht bij
Mijn huis staat ... school.
A
dichtbij
B
dicht bij

Slide 12 - Quiz

ondertussen of onder tussen
'... zit ik me hier stierlijk te vervelen.'
A
ondertussen
B
onder tussen

Slide 13 - Quiz

vijf miljoen of vijfmiljoen
'Ik heb ... gewonnen'
A
vijf miljoen
B
vijfmiljoen

Slide 14 - Quiz

seconde + wijzer =
A
secondenwijzer
B
secondewijzer

Slide 15 - Quiz

rogge + brood =
A
roggenbrood
B
roggebrood

Slide 16 - Quiz

spin + web=
A
spinnenweb
B
spinneweb

Slide 17 - Quiz

dronken + lap =
A
dronkenlap
B
dronkelap

Slide 18 - Quiz

Oefenen uit de methode
Spelling, Aan elkaar of los (hoofdstuk 8 paragraaf 8)

Maak online planning 10
Of in het boek opdracht 1 t/m 4 op blz. 290

Slide 19 - Slide

Handelingsdeel 1 repareren
Nog geen voldoende? Lees je feedback. Stel vragen. Lever volgende week donderdag weer in (uiterlijk 24 november) via som.
Wel voldoende, maar nog iets aanvullen? Dit kan je er gewoon op papier bijschrijven. Wil je toch liever weer digitaal inleveren? Lever dan weer in via som. Uiterlijk donderdag 24 november alle verslagen weer terug.

Let op: Bij je stilistisch argument staat in de opdracht wel duidelijk dat je hier stukjes uit het boek bij moet citeren. 

Slide 20 - Slide

Handelingsdeel 2
Dezelfde opdracht. Inleverdatum: ergens in week 3 (tweede week na de                                                                                                                                         kerstvakantie)
Had je een a-boek? kies een b-boek. 
Had je een b-boek? Kies een a- of c-boek. 
Had je een c-boek? Kies een a-, b-, of c-boek.

Kies een boek van een andere schrijver.
(Alleen als je twee c-boeken leest, mag 2x dezelfde auteur.)
Zoek binnen 2 weken een nieuw leesboek.
Deel de gegevens in het teamsbestand. 
(uiterlijk 28 nov.) 

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Link

Spelling: tussenletters in samenstellingen

Slide 23 - Slide

Hoe maak je een samenstelling? Blz. 287
Huis + dier
Dier + dag
Rijst + vla
Tevredenheid + onderzoek



Slide 24 - Slide

Hoe maak je een samenstelling?
Huis + dier                                         
Dier + dag
Rijst + vla
Tevredenheid + onderzoek


  • Huisdier
  • Dierendag
  • Rijstevlaai
  • Tevredenheidsonderzoek  

  • Tussen-s, tussen-e en tussen-en in samenstellingen.
    Maar wat zijn de regels? 


Slide 25 - Slide

Hoe maak je een samenstelling?
Huis + dier                                         
Dier + dag
Rijst + vla
Tevredenheid + onderzoek


  • Huisdier
  • Dierendag
  • Rijstevlaai
  • Tevredenheidsonderzoek  

  • Tussen-s, tussen-e en tussen-en in samenstellingen.
    Maar wat zijn de regels? 


Want is het nou
groentesoep of groentensoep ?
stationchef of stationschef ?

Slide 26 - Slide

Tussen-s
  1. Je schrijft de tussen-s als je hem hoort.
    Snelheidslimiet, landschapsarchitect
  2.  Als het tweede deel van de samenstelling met een s-klank begint, is de tussen-s lastig te horen: station + chef 
  3. Vervang dan het tweede deel en schrijf de -s- als je die in vergelijkbare samenstellingen hoort: stationschef, want station + klok > stationsklok
  4. Soms zijn twee manieren goed: tijd(s)verschil / voorbehoed(s)middel




Slide 27 - Slide

Tussen-en of -e
(Zie het schema bij de theorie in de methode )
In deze gevallen schrijf je een tussen-e:
  1. als het linkerdeel geen zelfstandig naamwoord is
    Wel een zn: gekkenhuis, beestenbende, spinnenweb
    Geen zn: spinnewiel (want linkerdeel=werkwoord) 
                    rodekool (want linkerdeel=bijvoeglijk naamwoord)
  2. als het linkerdeel een meervoud op -s (of -s en -n) heeft
    Rijstevla (rijst heeft geen meervoud) secondewijzer (secondes) groentesoep (groentes)

Slide 28 - Slide

Tussen-en of -e
(Zie het schema bij de theorie in de methode )
In deze gevallen schrijf je een tussen-e:
  1. als er van het linkerdeel maar één in zijn soort is
    zon, maan, hel, koningin
    zonnebril, maneschijn, hellevuur, koninginnedag
  2. als het linkerdeel een bijvoeglijk naamwoord versterkt
    beresterk, stekeblind, reuzeleuk
  3. als de delen niet (meer) herkenbaar is als los woord
    elleboog, klerelijer, bolleboos, apegapen, dageraad, bakkebaard

Slide 29 - Slide

Oefenen
Er is nog een nakijkblad van de opdrachten over verkleinwoorden

Maak opdracht 1 t/m 7 bij 'tussenklank in samenstellingen' blz. 287 
(online planning 9)

Slide 30 - Slide