Leçon 4 Chapitre 5 D Grammaire et écrire

Leçon 4 Chapitre 5
D Grammaire et écrire
1 / 12
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Leçon 4 Chapitre 5
D Grammaire et écrire

Slide 1 - Slide

Qu'est-ce qu'on va faire aujourd'hui
- Je leert het delend lidwoord te herkennen en te gebruiken, zodat je dit kunt toepassen wanneer je over eten en drinken praat



Slide 2 - Slide

L'article partitif (delend lidwoord)
Prenez ton cahier ou un document word

Slide 3 - Slide

L'article partitif (wanneer gebruik je het?)
- Je gebruikt het wanneer in een zin de hoeveelheid niet specifiek/onduidelijk is
Voorbeelden: 
Ik maak pannenkoeken > Je fais des crêpes
Hij eet kaas > Il mange du fromage
Zij koopt taart > Elle achète de la tarte
Jij drinkt orangina > Tu bois de l'orangina

Slide 4 - Slide

L'article partitif (welke soorten?)
Er zijn vier delende lidwoorden. 
du > voor mannelijke zelfstandig  naamwoorden
de la > voor vrouwelijke zelfstandig naamwoorden
de l' > voor zelfstandig naamwoorden met klinker of h
des > voor zelfstandig naamwoorden in het meervoud 

Let op!! Je kunt delende lidwoorden NIET vertalen in het NL

Slide 5 - Slide

L'article partitif (wanneer niet?)
- Het delend lidwoord gebruik je niet na een ontkenning (ne...pas, ne...jamais, ne...plus, etc.)
- Ook niet na een woord van hoeveelheid (beaucoup, trop, peu, un kilo, un verre, une bouteille, etc.)
Na een ontkenning of een woord van hoeveelheid gebruik je de of d' (voor klinker of h). VB: Ik eet geen kaas > Je ne mange pas de fromage. Een fles water > Une bouteille d'eau

Slide 6 - Slide

L'article partitif
Prends ton livre à la page vingt-deux (partie D, chapitre 5)

Fais exercices 15ACDE


Slide 7 - Slide

Les réponses
15A: 2 orangina, 3 sinaasappelsap, 4 mineraal water, 5 de sinaasappelsap
15C: des saucisses, du bacon, du pain grillé, des oeufs, des haricots. du beurre, du pain, des olives, du concombre, de la viande.
15D: 1 du, 2 du, 3 des, 4 de, 5 de, 6 de

Slide 8 - Slide

Het lidwoord na een werkwoord van waardering
aimer (houden van), adorer (dol zijn op), préférer (liever hebben), détester (hekel hebben aan). Deze 4 werkwoorden geven een waardering aan (positief of negatief).  Na deze werkwoorden komt er ALTIJD een "gewoon" lidwoord (le, la, l' of les) voor het zelfstandig naamwoord. Voorbeelden:
Ik ben dol op  kaas > J'adore le fromage               
Ik heb een hekel aan kip > Je déteste le poulet.   
Ik houd niet van tomatensaus > Je n'aime pas la sauce tomate
Let op!! In deze zinnen vertaal het lidwoord dus ook niet

Slide 9 - Slide

L'article partitif
Prends ton livre à la page vingt-quatre (partie D, chapitre 5)

Fais exercices 16ACD, 17  et 18


Slide 10 - Slide

Les réponses

16C: 1 du, 2 du, 3 du, 4 des, 5 de, 6 la, 7 le, 8 de l', 9 de, 10 d'

Slide 11 - Slide

Pour la prochaine leçon

Apprends le grammaire de partie D (page 43)

Slide 12 - Slide