Herhalingsweek

Herhalingsweek:  
Systeem Aarde+ Leefomgeving NL
1 / 11
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1-6

This lesson contains 11 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Herhalingsweek:  
Systeem Aarde+ Leefomgeving NL

Slide 1 - Slide

Programma van vandaag 
  • Wat moet ik leren?

  • Spel met theorievragen

  • Zelfstandig toepassen: oefenen examenvragen 

Slide 2 - Slide

Hoe ziet het SE eruit?
  • 10 begrippen  
    schrijf het woord achter de definitie
  • 6 opgaven
    3 x systeem aarde + 3 x leefomgeving NL
  • Bronnenboekje + kaartenkatern 
  • 3 uur

Slide 3 - Slide

Wat moet ik leren?
  • Begrippen: alle dikgedrukte begrippen uit je samenvatting
    (zie lijsten quizlet)

Slide 4 - Slide

Thema's Systeem Aarde
  • interne systeem aarde (platentektoniek)
  • exogene processen (verwering, erosie, sedimentatie)
  • kringlopen (gesteente, hydrologische en koolstof)
  • externe systeem aarde (atmosferische en oceanische circulatie)
  • landschapszones +  vormen van landdegradatie
  • Toepassing Middellandse zeegebied 

Slide 6 - Slide

Thema's Leefomgeving NL
  •  Overstromingen en wateroverlast (rivieren, delta, ijsselmeer, kust)
  • Beleid en maatregelen (niet alleen maatregelen voor de rivier en de kust, maar denk ook aan verzilting, verdroging en wateroverlast)
  • Randstad (ruimtelijk beleid, type wijken)
  • Trends (science park, smart city, duurzame stad)
  • Wijk- en buurtniveau (leefbaarheid, sociale cohesie, etc.) 

Slide 7 - Slide

Hoe moet ik leren? 

Slide 8 - Slide

Spel
klas opzet:

Slide 9 - Slide

Spel
  • Leerling A staat voor de klas, de anderen zitten bij de antwoorden tafel

  • Leerling A  stelt de eerste vraag aan zichzelf. 

  • Leerling A probeert een antwoord te geven op de vraag. De rest luistert naar het antwoord en zoekt het correcte antwoord. De klas beoordeelt of het antwoord van Leering A goed genoeg is. Is de vraag fout, gaat het vragenkaartje weer onder aan de stapel. 

  • Antwoord goed = doorwisselen, antwoord fout is blijven staan
  • Antwoord fout = punt aftrek, aantwoord goed is punt erbij. 

Slide 10 - Slide

Zelfstandig voorbereiden

Slide 11 - Slide