3.2 deel 2


Het oog
1 / 35
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson


Het oog

Slide 1 - Slide

1. Ga lekker zitten.
2. Pak je laptop, tekstboek,  etui en agenda.
3. huiswerk volgende week: Mk 3.2 + tekeningen. Week erop: SO 3.1 & 3.2



timer
2:00

Slide 2 - Slide

3.2 Zien

Leerdoelen:
  1. Wat is de pupilreflex en hoe werkt het?
  2. functie en werking staafjes en kegeltjes.
  3. Wat is accommoderen en hoe werkt het?
  4. Wat is nabijheidspunt?








5. Je kan beschrijven wat verziend en bijziend inhoudt en welke oplossing daarbij hoort.

Slide 3 - Slide

Wat is de prikkel voor het oog?

Slide 4 - Open question

Waar in het oog worden van prikkels impulsen gemaakt?
A
In de lens
B
In het hoornvlies
C
In de pupil
D
In het netvlies

Slide 5 - Quiz

De lens in je oog zorgt voor
A
een kleurig beeld
B
een scherp beeld
C
het beschermen tegen stofjes
D
het afsluiten van je oog

Slide 6 - Quiz

Wat is de functie van de traanklieren?
A
Het oog warm te houden.
B
Zorgt dat je kunt huilen.
C
Zorgt ervoor dat het oog niet uitdroogt.
D
Zorgt ervoor dat je beter kunt zien.

Slide 7 - Quiz

Wat doet de pupil/wat is de functie van de pupil?
A
Regelt de hoeveelheid licht die in je oog komt.
B
Regelt dat je altijd scherp kunt zien.
C
Zorgt dat je kunt focussen.
D
Zorgt ervoor dat je kleuren kunt zien.

Slide 8 - Quiz

De pupil
A
is het gekleurde deel van het oog waar licht doorheen kan
B
is een gat in je oogbool (zwarte deel)waar het licht doorheen kan

Slide 9 - Quiz

Het vaatvlies
A
zorgt ervoor dat je oog voedingsstoffen en zuurstof krijgt
B
zorgt ervoor dat je een helder beeld kunt maken
C
geeft impulsen door aan je oogzenuw
D
zorgt ervoor dat je oog kan bewegen

Slide 10 - Quiz

3.2 Zien

Leerdoelen:
  1. Wat is de pupilreflex en hoe werkt het?
  2. functie en werking staafjes en kegeltjes.
  3. Wat is accommoderen en hoe werkt het?
  4. Wat is nabijheidspunt?








5. Je kan beschrijven wat verziend en bijziend inhoudt en welke oplossing daarbij hoort.

Slide 11 - Slide

Pupilreflex

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Veel licht:
-pupil klein 
-kringspieren trekken samen
Weinig licht:
-pupil groot
- lengtespieren trekken samen

Slide 14 - Slide

3.2 Zien

Leerdoelen:
  1. Wat is de pupilreflex en hoe werkt het?
  2. functie en werking staafjes en kegeltjes.
  3. Wat is accommoderen en hoe werkt het?
  4. Wat is nabijheidspunt?








5. Je kan beschrijven wat verziend en bijziend inhoudt en welke oplossing daarbij hoort.

Slide 15 - Slide

Harde oogvlies
Netvlies
gele vlek
Oogzenuw
Blinde vlek
Glasachtig lichaam
Vaatvlies
Oogspier
Lens
Hoornvlies
Iris

Slide 16 - Slide

Basisstof
Je weet waar de staafjes en de kegeltjes zich bevinden en wat dit betekent voor 'het zien'
Opstroomstof
Je weet waar de staafjes en de kegeltjes zich bevinden en wat dit betekent voor 'het zien'.
Je bestudeert de volgende slides. Je begrijpt en leert deze lesstof.

Slide 17 - Slide



Slide 18 - Slide

kegeltjes

-werken bij licht.
-kleuren en details.
-reageren op rood groen blauw
-liggen op en rond de gele vlek 



staafjes

-werken bij weinig licht
-grijs zwart beelden
-staafjes liggen overal op netvlies  behalve op gele vlek. 

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

3.2 Zien

Leerdoelen:
  1. Wat is de pupilreflex en hoe werkt het?
  2. functie en werking staafjes en kegeltjes.
  3. Wat is accommoderen en hoe werkt het?
  4. Wat is nabijheidspunt?








5. Je kan beschrijven wat verziend en bijziend inhoudt en welke oplossing daarbij hoort.

Slide 21 - Slide

Hoe kan je scherp zien?
  • Lens maakt het beeld scherp op je netvlies
  • Beeld is veel kleiner en op z'n kop
  • Hersenen vertalen het beeld
  • Je ziet nu ware grootte en rechtop

Slide 22 - Slide

Hoe kan je dichtbij en veraf scherp zien?
  • Scherp zien- door ooglens die boller en platter wordt
  • Lens kan van vorm veranderen, is elastisch
  • Bolle lens: dichtbij scherp
  • Platte lens: veraf scherp

Slide 23 - Slide

 accomoderen: het platter en boller worden van de lens.

Slide 24 - Slide

Even oefenen
http://biologiepagina.nl/Oefeningen/Lenzen/accommodatie.htm

Vind je het moeilijk? Pak blz 71 in je tekstboek erbij! 
timer
3:00

Slide 25 - Slide

Bril nodig?
Verziend? 
Dichtbij onscherp, bolle lens +

Bijziend?
Veraf onscherp, holle lens -

Slide 26 - Slide

Ezelsbruggetje!!

Ben je Bijziend kun je alles dichtBij goed zien 
en in de verte niet! 

Ben je Verziend kun je in de Verte goed zien 
maar dichtbij niet!

Slide 27 - Slide

nabijheidspunt
die afstand van een voorwerp waarbij een beeld gevormd kan worden op het netvlies zonder dat het oog moet accomoderen.

jong persoon : ongeveer op 15 cm voor oog
oudere : lens kan minder goed accomoderen, dus nabijheidspunt ligt verder weg, leesbril nodig (positieve lens). Hierdoor komt het nabijheidspunt weer dichterbij

Slide 28 - Slide

Oogwerking en nabijheidspunt
Bepaal je eigen nabijheidspunt:
  • Houdt een potlood op armlengte van je af.
  • Sluit één oog en kijk met het andere oog naar het potlood
  • Breng het potlood langzaam dichterbij, totdat je het niet meer scherp ziet.
  • Daar ligt je nabijheidspunt

Slide 29 - Slide

Waardoor kun je scherp zien?
A
Doordat er een beeld op het netvlies ontstaat.
B
Doordat de vorm van het netvlies verandert.
C
Doordat het beeld op het netvlies wordt omgedraaid.
D
Doordat de bolvorm van de ooglens verandert.

Slide 30 - Quiz

WAT IS EEN BELANGRIJKE TAAK VAN DE LENS?
A
KLEUREN ZIEN
B
STEVIGHEID GEVEN AAN HET OOG
C
VOORWERPEN VERGROTEN

Slide 31 - Quiz

Wat gebeurt er bij accommoderen
A
Er vormt zich een beeld op het netvlies
B
Er stroomt lucht van de trommelholte naar de keelholte
C
De bolvorm van de ooglens verandert
D
Het beeld op het netvlies wordt omgedraaid.

Slide 32 - Quiz

Piet kan dichtbij goed zien, maar veraf niet. Is Piet bijziend of verziend?

Slide 33 - Open question

Kleuren kun je zien door
A
de staafjes in het vaatvlies
B
de staafjes in het netvlies
C
de kegeltjes in het netvlies
D
de kegeltjes in het vaatvlies

Slide 34 - Quiz

Exit-ticket
Pak je leerdoelen!

Slide 35 - Slide