Basisstof 2 De organisatieniveaus van de ecologie

De organisatieniveaus van de ecologie

Basisstof 2 
1 / 15
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

De organisatieniveaus van de ecologie

Basisstof 2 

Slide 1 - Slide

Allereerst de huiswerkcontrole:
Heb je opdracht 1 en 2 gemaakt? Foto!!!

Slide 2 - Open question

Organisatieniveaus in de ecologie
Binnen de ecologie worden de relaties tussen organismen en hun omgeving bestudeert.

Dit kan op verschillende niveaus. Je kan het individu bestuderen en zijn relatie tot een biotische of abiotische factor. Bijvoorbeeld de relatie tussen een dennenboom en de zuurgraad van de bodem warin hij staat.

Je kan ook bestuderen wat de invloed is van een milieufactor op al het leven zoals bijvoorbeeld de gevolgen van de opwarming van de aarde.

Beiden zijn voorbeelden van een ecologische studie maar wel op een totaal ander niveau.

Slide 3 - Slide

Organisatieniveaus in de ecologie
Hiernaast zie je alle organisatieniveaus
die je in thema 1 Inleiding in de biologie
geleerd hebt.

Binnen de ecologie worden niet
alle organisatieniveaus bestudeert.

De niveaus Organisme, populatie,
levensgemeenschap, ecosysteem en
biosfeer worden bestudeert.

Slide 4 - Slide

Het individu
Vaak goed zichtbaar voor iedereen

Elk individu leeft in een wisselwerking met de 
omringende biotische en abiotische factoren

Bijvoorbeeld de watervlo

Slide 5 - Slide

De populatie
Een populatie is een groep organismen van
dezelfde soort, in een bepaald gebied die zich
onderling met elkaar voortplanten.

Niet altijd (direct) zichtbaar

Bijvoorbeeld alle watervlooien in een meer.

Soms is de relatie niet direct duidelijk maar deze
watervlooien hebben elkaar nodig voor het maken van nageslacht en ze concurreren om voedsel. 

Slide 6 - Slide

De populatie
Binnen de populatie kunnen individuen elkaar ook nodig hebben voor het gezamelijk verdedigen tegen een vijand (bijvoorbeeld zebra's) of het gezamelijk vangen van prooi (leeuwen).

Een populatie heeft emergente eigenschappen:
Emergente eigenschappen zijn nieuwe eigenschappen die op elk hoger organisatieniveau verschijnen.

Een populatie heeft onder andere de emergente eigenschappen sterftecijfer, geboortecijfer, dichtheid 

Slide 7 - Slide

De levensgemeenschap
Niet altijd meegenomen in ecologiestudies

Een levensgemeenschap omvat alle organismen in een begrenst gebied

In het voorbeeld met de watervlooien zou de levensgemeenschap alle organismen omvatten die leven in de sloot (alle algen, waterplanten, watervogels, vissen etc).

Binnen de levensgemeenschap kun je bijvoorbeeld de voedselrelaties of concurrentie bestuderen.

Slide 8 - Slide

Het ecosysteem
Een ecosysteem is wisselwerking in een min of meer begrenst gebied met daarin alle organismen (de levensgemeenschap) en de abiotische factoren die voorkomen in dat gebied.

In een sloot komen de brasems en de snoek voor en natuurlijk een hoop waterplanten. Maar zij zijn ook allemaal onderhevig aan de abiotische factoren als bijvoorbeeld de watertemperatuur en de hoeveelheid zonlicht.

Ook hier vind je emergente eigenschappen
(ook binnen de levensgemeenschap) zoals bij-
voorbeeld biodiversiteit of complexiteit.

Slide 9 - Slide

De biosfeer
Grootste organisatieniveau

Omvat alle ecosystemen die voorkomen om aarde

Bijvoorbeeld bij onderzoek naar klimaatverandering

Slide 10 - Slide

Nieuw onderzoek
Er wordt de laatste jaren door ecologen gebruik gemaakt van een heel ander organisatieniveau.

Zij bestuderen nu ook het genoom (of delen daarvan)

Om te achterhalen hoeveel verschillende soorten bacteriën er leven in een bepaald stuk grond gaan ecologen op zoek naar specifieke genen die informatie kunnen geven over het aantal soorten.

Zo weten we nu dat er in één gram vruchtbare grond wel 5 tot 6 miljard bacteriën voor komen.

Deze bacteriën zijn van grote invloed op het leven in en boven de grond.
Het genoom omvat alle DNA-moleculen die in een cel voorkomen. DNA ligt op de chromosomen. Een mens heeft 46 chromosomen. Dit zijn dus ook 46 lange DNA-slierten. DIe 46 DNA-slierten zitten in elke cel van je lichaam. Die 46 DNA-slierten vormen je genoom.

Slide 11 - Slide

De volgende organisatieniveaus worden binnen de ecologie bestudeert:
A
biosfeer, populatie, cel
B
biosfeer, ecosysteem, individu
C
Organel, cel, weefsel
D
DNA, populatie, ecosysteem

Slide 12 - Quiz

Ik weet wat emergente eigenschappen zijn. Emergente eigenschappen zijn...

Slide 13 - Open question

Van deze basisstof heb ik...
A
Alles begrepen
B
Veel begrepen maar niet alles, uitleg is een idee
C
Ik snap er niets van, ik wil uitleg via een hangout
D
Ik heb weer gewoon geklikt

Slide 14 - Quiz

Einde instructie
Ik wil nu dat je basisstof 2 van thema 7 gaat lezen en vervolgens opdracht 3 gaat maken.

Succes!

Slide 15 - Slide