Verkeer

Verkeer les 4
1 / 37
next
Slide 1: Slide
VerkeerBasisschoolGroep 6,7

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Verkeer les 4

Slide 1 - Slide

Stoep - fietspad - berm 

Slide 2 - Slide

Welke verkeersregel hoort erbij?
A
Je moet hier op de weg lopen.
B
Je moet hier op het fietspad lopen.
C
Je moet hier op de stoep lopen.
D
Je moet hier in de berm lopen.

Slide 3 - Quiz

Welke verkeersregel hoort erbij?
A
Je moet hier op de weg lopen.
B
Je moet hier op het fietspad lopen.
C
Je moet hier op de busbaan lopen.
D
Je moet hier in de berm lopen.

Slide 4 - Quiz

Welke verkeersregel hoort erbij?
A
Je moet hier op de weg lopen.
B
Je moet hier op het fietspad lopen.
C
Je moet hier op de busbaan lopen.
D
Je moet hier in de berm lopen.

Slide 5 - Quiz

Fietst Thijs op een verplicht of niet-verplicht fietspad?
A
Verplicht fietspad
B
Niet-verplicht fietspad

Slide 6 - Quiz

Fietst Hanne wel of niet op de goede plek?
A
Wel
B
Niet

Slide 7 - Quiz

Wie fietsen/lopen
op de juiste
plaats?
A
1 en 2
B
1 en 4
C
2 en 3
D
3 en 4

Slide 8 - Quiz

Wie fietst/loopt op de
juiste plaats?
A
1
B
2
C
3
D
Niemand

Slide 9 - Quiz

Mirna heeft een lekke band
Hoe kan ze veilig verdergaan?
A
Ze moet aan de linkerkant in de berm gaan lopen.
B
Ze moet op de fietsstrook blijven.
C
Ze moet op de stoep gaan lopen.

Slide 10 - Quiz

Mogen de kinderen
zo blijven fietsen?
A
Ja
B
Nee

Slide 11 - Quiz

Kunnen Jet en Levi de
fietsers zo veilig
inhalen?
A
Ja, want er is genoeg ruimte om erlangs te fietsen.
B
Nee, maar het kan wel als ze achter elkaar gaan fietsen.
C
Nee, want er is niet genoeg ruimte.
D
Nee, want ze kunnen door de bocht niet zien of er een tegenligger aankomt.

Slide 12 - Quiz

Yara scant de situatie. Hoe kan je het beste verder gaan?
A
Afstappen en op de rijbaan verder lopen.
B
Afstappen en op de stoep verder lopen.
C
Op de rijbaan gaan fietsen.
D
Op de stoep gaan fietsen.

Slide 13 - Quiz

Welke groepen houden zich aan de afspraak?
A
1 en 2
B
1 en 3
C
4 en 5
D
3 en 5

Slide 14 - Quiz

Wat is voor de fietsers het veiligst om te doen?

Slide 15 - Open question

Voorrang geven

Slide 16 - Slide

De kinderen fietsen in een groep.
Welke zin past bij de situatie?
A
De achterste twee kinderen moeten doorrijden, om de groep bij elkaar te houden.
B
De kinderen aan de overkant moeten doorfietsen, want anders hinderen ze andere.
C
De kinderen aan de overkant moeten wachten, om de groep bij elkaar te houden.
D
In een groep moet je zelf ook altijd uitkijken, en voorrang geven als dat moet.

Slide 17 - Quiz

Verkeer les 7

Slide 18 - Slide

Video's bekijken

Slide 19 - Slide

Hoeveel meter afstand moet je houden tot het grote
voertuig?
A
0 meter
B
1 meter
C
2 meter
D
3 meter

Slide 20 - Quiz

Welke advies geef je de fietsers?
A
Geef richting aan.
B
Rijd achter elkaar.
C
Stap af en wacht in de berm.
D
Rijd verder in de berm.

Slide 21 - Quiz

Noortje wordt ingehaald.
Noortje houdt beide handen
aan het stuur, want.....

Slide 22 - Open question


A
Vrachtwagen
B
Tractor
C
Bus
D
Vuilniswagen

Slide 23 - Quiz

De tractor komt de bocht om.
Wat kan er gebeuren?
En wat moeten de kinderen doen?

Slide 24 - Open question

Fietsstrook op de rotonde - fietsstrook om de rotonde heen

Slide 25 - Slide

Welke zin klopt?
A
Je mag hier in twee richtingen fietsen.
B
Hier is een fietsstrook op de rotonde.
C
Hier is een fietspad om de rotonde heen.
D
Je moet hier één richting volgen.

Slide 26 - Quiz

Welke zin klopt?
A
Je mag hier in twee richtingen fietsen.
B
Hier is een fietsstrook op de rotonde.
C
Hier is een fietspad om de rotonde heen.
D
Je moet hier één richting volgen.

Slide 27 - Quiz

Welk bord past bij de volgende omschrijving: Op de rotonde moet je de richting van de pijlen volgen.
A
B
C
D

Slide 28 - Quiz

Moet Jasper voorrang geven of krijgen
van de bestuurders op de rotonde?
Hoe weet je dat?

Slide 29 - Open question

Waar of niet waar?
De bestuurder van de auto moet
voorrang geven aan Denise en Arjan.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 30 - Quiz

Waar of niet waar?
Denise en Arjan fietsen op de rotonde.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 31 - Quiz

Rechtdoor op dezelfde weg gaat voor.

Mensen van rechts hebben voorrang. 

Slide 32 - Slide

Waar of niet waar?
Denise moet straks voorrang krijgen
van Bas.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 33 - Quiz

Waar of niet waar?
Soraya moet de rode
auto voor laten gaan.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 34 - Quiz

Waar of niet waar?
Tess moet voorrang geven aan
Thomas.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 35 - Quiz

Moet Esra voorrang geven
of krijgen?
Hoe weet je dat?

Slide 36 - Open question

Wat is voor Lars de veiligste plaats
om te wachten?
A
Naast de bus, want daar is genoeg ruimte.
B
Op de stoep, want als er een groot voertuig is mag hij op de stoep fietsen.
C
Rechts en ruim achter de bus, want zo blijft hij uit de dode hoek van de bus.
D
Vlak voor de bus, want dan kan de bestuurder hem zien.

Slide 37 - Quiz