In het Frans zijn 2 tijden die aangeven dat iets in de toekomst (mogelijk) plaats gaat vinden.
De futur simple: Je parlerai français. Ik zal Frans praten.
De conditionnel: Je parlerais français. Ik zou Frans praten.
In het Nederlands gebruiken we het werkwoord zullen (/zouden) + een heel werkwoord. In het Frans gebruik je een heel werkwoord + uitgangen.